Hoofdstuk 1 Flashcards
Stofeigenschappen
De manier waarop je een stof kan herkennen, bijvoorbeeld door kleur, smaak en geur. Sommige stofeigenschappen kunnen gemeten worden → geleidbaarheid, kookpunt/smeltpunt en dichtheid
De fase
Is de toestand waarin een stof voorkomt:
- Vast
- Vloeibaar
- Gasvormig
Grootheid
Alles wat je kunt meten/berekenen
Eenheid
Maat waarin je de grootheid meet
Dichtheid
(grootheid) is de massa per cm³:
Formule dichtheid
Dichtheid = massa : volume
moleculen
De kleine deeltjes (die uit nog kleinere delen bestaan) in een stof
molecuulmodel
een modelvoorstelling van de kleinste deeltjes van een stof.
Macroniveau scheikunde
Je beschrijft stoffen met stofeigenschappen. (Welke fase? Welke temperatuur? Welke kleur/geur/smaak?)
vanderwaalskracht
moleculen trekken elkaar aan
Het molecuulmodel heeft vier uitgangspunten. Wat zijn die?
- Elke stof bestaat uit moleculen
- Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen
- Moleculen zijn altijd in beweging
- Moleculen trekken elkaar aan → vanderwaalskracht
Microniveau scheikunde
je verklaart de stofeigenschappen met moleculen.
Zuivere stof
Bestaat uit 1 stof en uit 1 soort molecuul.
Mengsel
Bestaat uit meerdere stoffen en uit meerdere soorten moleculen
Druk in gas?
Hoe groter de druk in een gas, hoe kleiner de afstand tussen de moleculen.
oplossing
Een oplossing is een mengsel van een oplosmiddel met een opgeloste stof
Suspensie
een troebel mengsel van een vaste stof en vloeistof
Emulsie
twee vloeistoffen die niet in elkaar kunnen oplossen. (je gebruikt een emulgator om het te mengen
legering/alliage
Mengsel van metalen
Nevel
gas en vloeibaar combi mengsel
Schuim
mengsel van gas en vloeistof met grote luchtbellen
wat is een mengsel van gassen altijd
helder
emulgator
houdt slecht mengbare vloeistoffen bij elkaar
heterogeen mengsel
- je kunt de verschillende mengsels met het blote oog of onder de microscoop onderscheiden
-altijd troebel
-niet volledig gemengd
homogeen mengsel
-stoffen zijn volledig gemengd
-je kunt niet onderscheiden of een heldere mengsel een zuivere stof is of een mengsel
- Altijd helder
wat heeft een zuivere stof altijd (grafiek)
een stolpunt of een kookpunt
wat heeft een heterogeen mengsel altijd (grafiek)
een stoltraject of kooktraject
stolcurve
een grafiek van de temperatuur tegen de tijd tijdens het afkoelen en stollen van een vloeistof
scheidingsmethodes voor suspensie
filtreren, bezinken, afschenken en centrifugeren
bezinken en afschenken
Bezinken/afschenken wordt gebruikt voor mengsels die niet goed in elkaar oplossen (gebrek aan oplosbaarheid) en het gegeven dat één van de stoffen naar de bodem zakt (verschil in dichtheid). Dit kan dus gedaan worden bij emulsies of suspensies: de vaste stof is naar de bodem gezakt (bezonken).
centrifugeren
versneld bezinken
filtreren
Je scheidt het mengsel in het filtraat en het residu. In een filter zitten kleine gaatjes of poriën (houdt de korreltjes vast laat vloeistof doorgaan)
extraheren
scheidingstechniek waarbij stoffen worden afgezonderd uit een bepaald materiaal en worden overgebracht naar een andere fase.
indampen
Scheidingsmethoden: Welke zijn er Allemaal? (Uitleg)
Bij indampen wordt een vaste stof uit een vloeistof gescheiden door de vloeistof te laten verdampen. Deze scheidingsmethode berust dus op een verschil in kookpunt tussen de verschillende componenten in het mengsel. Hierbij zal de vloeistof eerder verdampen dan de vaste stof.
filtreren sneller met wat?
drukverschil
hoe gaat indampen sneller?
onder verlaagde druk
massapercentage
geeft aan hoeveel procent van de massa van een bepaalde stof in een mengsel zit
formule massapercentage
massapercentage = massa stof : massa mengsel x 100%
volumepercentage
geeft aan hoeveel procent van een stof in een mengsel zit.
volumepecentage formule
volumepercentage = volume stof : volume mengsel x 100%
concentratie
de hoeveelheid opgeloste stof in een oplossing
formule concentratie
concentratie = massa opgeloste stof : volume oplossing
eenheid oplosbaarheid
g/L
oplosbaarheid
de maximale hoeveelheid van een bepaalde stof die per liter oplossing aanwezig kan zijn.
verzadigde oplossing
de maximale hoeveelheid is bereikt. (als er tijdens het oplossen vaste stof op de bodem blijft liggen)
onverzadigde oplossing
nog niet de maximale hoeveelheid van een stof opgelost
verdunnen (plus 1.5)
de totale hoeveelheid van de opgeloste stof blijft dan gelijk.