Hoofdstuk 2: modellen van abnormaliteit Flashcards
modellen of paradigma’s
gebruikt om abnormaliteit te behandelen
- verklaren fenomenen en basisassumpties
- leidraad voor behandelmethoden en principes
- er bestaan meerdere modellen voor abnormaliteit
modellen voor abnormaliteit
- biologisch model
biologisch model
biologische basis en medisch perspectief
- stoornissen zijn het gevolg van disfunctioneren van delen van het organisme
- bij psychische stoornissen wijst dit model richting hersenproblemen
verklaring biologische theoretici abnormaal gedrag
- abnormale activiteit van neurotransmitters kan leiden tot mentale stoornissen
- abnormale activiteit van hormonen
- genen
genen en biologische abnormaliteit
- genetische overerving speelt rol in stemmingsstoornissen, schizofrenie etc.
- meestal meerdere genen betrokken
genen die bijdragen kunnen zijn - mutaties
- overgeërfd na mutatie
- resultaat normale evolutie
evolutioanire theorie suggereert dat genen bijdragen aan adaptief gedrag en overleving, omgeving zorgt voor dat genen meer of minder adaptief worden.
biologische behandeling
- psychofarmaca
- hersenstimulatie
- psychochirurgie
psychofarmaca
vanaf 1950 gebruik psychotropische medicatie
4 grote groepen
- anxiolytica (kalmeringsmiddel)
- anti-depressiva
- ant-bipolaire drugs (stemmingstabilisator)
- anti-psychotische drugs
hersenstimulatie
direct of indirect, verschillende methodes
- elektroconvulsieve therapie
- transcranial magnetic stimulation
- vagus nerve stimulation
- deep brain stimulation
psychochirurgie
hersenchirurgie. vroeger mentale stoornissen, nu enkel ernstige epilepsie.
voor- en nadelen biologisch model
sterktes
- veel aanzien
- kostbare en nieuwe inzichten
- behandeling vaak effectief
nadelen
- gelimiteerde kijk op abnormaal functioneren
- vrij vaak ongewenste neveneffecten
psychodynamische model
freud
- gedrag bepaald door onbewuste dynamische psychische krachten
- conflict tussen onbewuste psychische krachten zorgen voor abnormale symptomen
verklaring Freud
3 onbewuste krachten
- id: plezier
- ego: realiteitsprincipe
- superego: moreel principe
-> conflicten
er is altijd mate van conflict.
- gezonde persoonlijkheid = balans
- dysfunctie = excessief conflict
verschillende defensiemechanismen: repression, denial, projection, rationalization, displacement, intellectualization, regression
ontwikkelingsstadia van Freud
nieuwe omstandigheden en omgevingen vereisen aanpassingen van het id, ego en superego in iedere ontwikkelingsstadium.
- wanneer succesvol = persoonlijke ontwikkeling
- wanneer onsuccesvol = vastzitten in eerdere ontwikkelingsstadium wat zorgt voor psychologische abnormaliteit
psychodynamische behandeling
- vrije associatie
- therapeutische interpretatie: weerstand, overdracht, droom analyse+interpretatie
- catharsis (herleven)
- doorheen werken (meerdere catharsis sessies)
huidige trends
- korte termijn psychodynamische therapieën = focussen op een enkel probleem
- relationele psychoanalytische therapieën = relatie met therapeut en patiënt
doel = eerdere trauma’s en latente conflicten te ontdekken met de therapeut als gids
voor- en nadelen psychodynamische model
sterktes
- eerste model die belang psychologische theorieën en systematische behandelingen van abnormaliteit erkende
- zag in dat abnormaal functioneren genest is in dezelfde processen als normaal functioneren
nadelen
- ongefundeerde ideeën
- niet-observeerbare concepten
- ontoegankelijk (want onbewuste processen)