Hoofdstuk 2 Flashcards

Spraak

1
Q

stemgeving

A

het al dan niet trillen van de stembanden

-> stemloos/stemhebbend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

articulatiewijze

A

wijze waarop een vernauwing tot stand komt in de mondholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

articulatieplaats

A

plaats waar in de mondholte een vernauwing gemaakt wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onderverdeling vocalen

A

positie tong in mondholte

vorm lippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onderverdeling consonanten

A

stemgeving
articulatiewijze
articulatieplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

occlusieven/explosieven/plofklanken

bv p, b, k

A

luchtstroom uit longen wordt ergens in mondholte volledig geblokkeerd, terwijl ook velum opgetrokken is
-> mondholte wordt helemaal afgesloten
intraorale druk wordt opgebouwd achter afsluiting => afsluiting opgeheven (+ open en dichtklappen stembanden) => geluid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fricatieven/wrijfklanken/spiranten

bv f, s, x

A

vernauwing die minstens zo smal is dat lucht die door de vernauwing gedrukt wordt turbulent wordt
-> hoe smaller vernauwing, hoe scherper schuringsgeluid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

trilklanken

-> r, R

A

geluid ontstaat doordat een orgaan tegen een ander trilt onder invloed van de uitstromende lucht
-> reeks van snel op elkaar volgende volledige afsluitingen en openingen mondholte
! velum is opgetrokken

samen met laterale klanken => liquidale klanken/vloeiklanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

laterale klanken

-> l

A

velum is opgetrokken
volledige afsluiting mediaal in mondholte door stevig contact tongtip en alveolen/hard verhemelte
geen volledige afsluiting lateraal in mondholte -> lucht kan hoorbaar ontsnappen

samen met trilklanken => liquidale klanken/vloeiklanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nasalen

bv m, n

A

volledige afsluiting mondkanaal, MAAR velum hangt naar beneden => lucht stroomt langs neusholte naar buiten
oorsprong: trilling stembanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

obstruenten

A

occlusieven + fricatieven

-> stemloze en stemhebbende klanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sonoranten

A

trilklanken + laterale klanken + nasalen (+ semi-vocalen)

-> alleen stemhebbende klanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

indeling klanken qua STEMGEVING

A
  • stemhebbend

- stemloos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

indeling klanken qua ARTICULATIEWIJZE

A
  • occlusieven
  • fricatieven
  • trilklanken
  • laterale klanken
  • nasalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

indeling klanken qua ARTICULATIEPLAATS

A
  • bilabiaal
  • labiodentaal
  • alveolair
  • prepalataal
  • palataal
  • velair
  • uvulair
  • glottaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bilabiale klanken

bv b, w, m

A

belemmering luchtstroom door toedoen lippen

-> ter hoogte van beide lippen

17
Q

labiodentale klanken

bv f, v

A

belemmering luchtstroom door toedoen lippen

-> tussen onderlip en boventanden

18
Q

alveolaire klanken

bv l, d, r, s

A

belemmering luchtstroom door toedoen tong

-> tussen tongtip en bovenste alveolen

19
Q

prepalatale klanken/postalveolaire klanken

bv g in giraf, sje

A

belemmering luchtstroom door toedoen tong

-> tussen tongblad en harde verhemelte

20
Q

palatale klanken

-> j

A

belemmering luchtstroom door toedoen tong

-> tussen voortong en harde verhemelte

21
Q

velaire klanken

bv k, x

A

belemmering luchtstroom door toedoen tong

-> tussen achtertong en zachte verhemelte

22
Q

uvulaire klanken

-> R

A

belemmering luchtstroom door toedoen tong

-> tussen achtertong en uvula

23
Q

glottale klanken

bv h, glottisslag

A

stembanden fungeren als articulatieplaats

  • > h: lucht wordt aangeblazen tegen stembanden, terwijl deze langzaam dichtschuiven voor vorming volgende vocaal
  • > glottisslag: subglottale druk wordt opgebouwd door krachtig sluiten stembanden => stembanden plots openen produceert plofgeluid
24
Q

zachte steminzet

A

de spreker sluit de stembanden iets te traag bij het inzetten van woorden die met een vocaal beginnen (bv aap) of tussen twee opeenvolgende vocalen binnen een woord (bv beoordelen)
-> er ontsnapt nog een zekere hoeveelheid lucht alvorens de stembanden gaan trillen (zoals bij h)

25
Q

harde steminzet

A

de spreker produceert een glottisslag bij het inzetten van woorden die met een vocaal beginnen (bv aap) of tussen twee opeenvolgende vocalen binnen een woord (bv beoordelen)

26
Q

vaste steminzet

A

de spreker heeft een juiste verhouding tussen ademhaling en fonatie
-> de luchtstroom ontsnapt gelijktijdig met de aanvang van de stembandtrilling

27
Q

coarticulatie

A

het spraakorgaan neemt bij het vormen van een klank enigszins de positie in van de volgende of voorafgaande klank

  • > anticipatorische, rechts-links, regressieve coarticulatie (voorbereiding op volgende klank)
  • > carryover, links-rechts, perseverende coarticulatie (beïnvloeding van vorige klank)
28
Q

assimilatie

A

een klank neemt een eigenschap van een naburige klank over

-> beide worden gedeeltelijk of helemaal gelijk aan elkaar

29
Q

types assimilatie

A
progressief - regressief
contact - afstand
totaal - partieel
organisch - modaal - akoestisch
intern - extern
30
Q

tessituur

A

= stemomvang

bereik dat een zanger heeft qua toonhoogte

31
Q

akoestische fonetiek

A

de studie van spraak als luchtbewegingen

-> fysische benadering

32
Q

Fourier analyse

A

analyse van complexe trillingen tot combinatie van meerdere enkelvoudige trillingen

  • > hoe minder trilling lijkt op sinusoïde, hoe meer componenten
  • > mogelijk zolang trilling periodiek is
33
Q

bron-filter theorie

A

het spraakgeluid dat we horen is steeds op te vatten als een brongeluid dat opgewekt werd door een geluidsbron en vervolgens gemoduleerd of verkleurd werd door een filter

  • > bron: stembandtrilling, filter: gehele spraakorgaan
  • > bron: constrictie in mondholte, filter: orale constrictie - buitenlucht

verkleuring brongeluid = gevolg van resonantie

34
Q

resonantie

A

de overdracht van trillingen van het ene lichaam op het andere

  • > eigenschap resonatoren: voorkeursfrequentie/ resonantiefrequentie
  • > makkelijker meetrillen met bepaalde frequenties dan met andere