Hoofdstuk 2 Flashcards
BIG
Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg.
NAN
Nederlandse Apotheek Norm.
CBG
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen.
Controleert onder andere wat er op de verpakking van de medicatie staat of in de bijsluiter.
Contra-indicatie
Wanneer een geneesmiddel niet mag worden gebruikt.
Indicatie
De richtlijn waarvoor een geneesmiddel kan worden gebruikt.
Kwalitatieve samenstelling
Welke werkzame stoffen in een middel zitten.
Kwantitatieve samenstelling
Hoeveel van de stoffen die in een middel zitten.
Interacties
Wisselwerking welke positief of negatief kan zijn.
Tablet
Samengeperst poeder. Vaak met een breukstrip. Zitten vaak in een blister (doordrukstrip).
Bruistablet
Bij het oplossen in water komt koolzuurgas vrij. Bevat Natrium. Vaak gebruikt door mensen die moeilijk een tablet kunnen slikken.
Smelttablet
Wordt gemaakt van een granulaat en smelten op de tong. Vaak suiker toegevoegd om de smaak te verbeteren.
Capsule
Gemaakt van gelatine. Kan gevuld zijn met vloeistof of poeder. Lost op in de maag waarna de werkzame stof vrij komt en wordt opgenomen.
Dragee
Tablet met meerdere suikerlaagjes. Beschermt de werkzame stof tegen lucht en vocht. Slecht smakende stoffen kunnen gecamoufleerd worden.
Poeder
Meestal verpakt in een sachet.
Granules
Kleine (homeopathische) korreltjes. Op of onder de tong waarna het langzaam wordt opgezogen.