Hoofdstuk 14 - Therapieën - Les 19 Flashcards

1
Q

Wat is gedragstherapie

A

Een vorm van psychotherapie die het gedrag van de cliënt probeert te veranderen door de wetten en de principes van de leertheorie toe te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een functionele analyse?

A

Het in kaart brengen van problematische gedragingen en uitlokkende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is systematische desensitisatie? (OC)

A

De cliënt wordt geconfronteerd met de gevreesde stimulus en worden belet om ontsnappingsgedrag te vertonen. Ze leren dat ze niet bang hoeven te zijn.
Vooral bij angststoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de relaxatietechniek? (OC)

A

Cliënten leren om zich volledig te relaxeren. Daarna worden angstoproepende stituaties gegeven, van mild tot zeer ernstig. Bij elke situatie moet er tot relaxatie gekomen worden vooraleer er kan overgegaan worden naar de volgende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is flooding? (OC)

A

Een procedure waarbij men cliënten confronteert met een situatie die zeer beangstigend is en hen laat ervaren dat de angst niet beantwoordt aan de daadwerkelijke gevolgen. Cliënten worden vaak onmiddellijk blootgesteld aan de volledige CS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is implosietherapie? (OC)

A

Dit is een vorm van flooding, enkel gebeurt de confrontatie in de verbeelding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is aversietherapie? (OC)

A

Therapie die wordt toegepast bij cliënten die een ongepaste stimulus/activiteit als positief ervaren. Daarbij worden de positieve emoties tegengeconditioneerd door de stimulus te koppelen aan negatieve gevoelens
bv. bij alcoholverslaving, overmatige seksuele drang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek token economy (CO)

A

Bij deze vorm van therapie krijgen patiënten bij goed gedrag een token, deze kunnen ze inruilen voor leuke hebbedingetjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek impliciete bekrachtiging (CO)

A

Hierbij zal de therapeut bijvoorbeeld aandachtiger luisteren en geeft meer goedkeurende reacties als de patiënt vertelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bespreek straf (CO)

A

Naast bekrachtiging kunnen we ook straf gebruiken om gedrag af te leren. OPGELET VOOR ESCALATIE!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek modelling (OL)

A

Techniek waarbij cliënten gepast gedrag leren door naar modellen te kijken die het juiste gedrag vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is cognitieve gedragstherapie?

CBT = Cognitive Behavioral Therapy

A

Deze therapie concentreert zich op het ter discussie stellen en vervangen van slecht aangepaste overtuigingen die cliënten hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de relationeel-emotieve therapie (RET)?

A

Therapie ontwikkeld door ELLIS, deze gaat uit van de veronderstelling dat veel mensen onrealistische en perfectionistische overtuigingen hebben, die hen ertoe aanzetten om irrationeel gedrag te stellen en hen te vaak het gevoel van mislukking geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bespreek het ABC van De Emoties

A
  • Activating events (wat lokt uit?)
  • Beliefs (overtuigingen van cliënt)
  • Consequences (gevolgen van overtuigingen)
  • Dispute (zijn deze rationeel en functioneel)
  • Effect (welke gevolgen op verandering van cognitie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke factoren dragen bij tot de ziekmakende schema’s (BECK)?

A
  • Conclusies op basis van emoties
  • Zwart-wit denken
  • Overgeneralisatie
  • Overdreven uitvergroten van negatieve details
  • Negatieve gebeurtenissen intern attribueren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Risicogroepen voor depressie (BECK)

A
  • Sociaal afhankelijke mensen

- Sterk prestatiegerichte mensen die tegelijk zeer kritisch zijn tegenover hun eigen prestaties

17
Q

Wat is de STOP-techniek?

A

bv. mensen met woede-aanvallen leren om het proces in kaart te brengen zodat ze kunnen leren ingrijpen en stop zeggen

18
Q

Bespreek rationale herstructurering

A

De therapeut helpt de cliënt om de problematische attitudes en gedachten op een rationelere manier te herstructureren

19
Q

Bespreek: positief denken

A

Mensen leren positief denken, zodat ze zich minder snel wanhopig voelen

20
Q

Bespreek de methode van de probleemoplossingsvaardigheden

A

Leren van betere vaardigheden om problemen op te lossen en beslissingen te nemen

21
Q

Bespreek Attributieverandering

A

Het toeschrijven van oorzaken aan de gedragingen die mensen vertonen

22
Q

Wat is een protocol

A

Een stappenplan met richtlijnen voor de behandelingen van specifieke problematieken

23
Q

Effectiviteitsstudies zijn niet evident, bespreek de factoren

A
  • Grote, homogene groepen nodig
  • Onafhankelijke observator nodig voor objectieve meting
  • Methodologische en Statistische kennis nodig
24
Q

Bespreek bonafide therapieën

A

Dit zijn therapieën waarvan een grote professionele therapeuten gelooft dat ze heilzaam zijn, die gebaseerd zijn op een coherente psychologische theorie, een zo goed mogelijke wetenschappelijke basis hebben en gegeven worden door officieel opgeleide therapeuten