Hoofdstuk 14 - Therapieën - Les 18 Flashcards

1
Q

Hoe verliep therapie in de 16de eeuw?

A
  • erbarmelijk
  • vastgeketend
  • leedvermaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat deed Pinel (18de eeuw)?

A

Ontwikkeling van humane behandeling

- dwangbuizen, afzondering en straffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Therapie in de jaren 1950?

A

Medicatie + andere manier van omgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Biologische behandeling?

A

Fysiologische of biomedische visie op mentale problemen, behandeling met geneesmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Psychologische behandeling?

A

Behandeling door gesprekken, toepassen van leerprincipes, emotionele expressie en verandering in de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is collocatie?

A

De wettelijke mogelijkheid om iemand tegen zijn/haar wil op te nemen in een psychiatrische instelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verloopt een collocatie?

A

Aanvraag van de Procureur des Konings, deze aanvraag moet bekrachtigd worden door de rechter (na alle partijen gehoord te hebben + medisch verslag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoelang duurt een korte inbewaringstelling?

A

40 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke groepen van angstdempende geneesmiddelen bestaan er?

A
  • Barbituraten (verslavend)
  • Benzodiazepines (algemene angststoornis)
  • Bètablokkers (plankenkoorts of vliegangst)
  • Antidepressiva (vaak eerste gebruik in kuur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de 3 hoofdgroepen van antidepressiva?

A
  • Tricyclische verbindingen (remmen heropname van serotonine en noradrenaline)
  • Selectieve Serotonine Heropname Inhibitoren (SSRI)
  • Monoamine Oxidase Inhibitoren (MOAI)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn antipsychotica?

A

Geneesmiddelen die gebruikt worden voor de behandeling van schizofrenie en andere psychotische stoornissen bv. chloorpromazine en haloperidol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is elektroconvulsieve therapie?

A

Het toedienen van elektrische stroomstoten in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verloopt elektroconvulsieve therpapie (ECT)?

A

Patiënten worden verdoofd en krijgen een spierontspannend middel. Daarna wordt voor een seconde een elektrische schok door de hersenen gestuurd om zo soort van epilepsie te stimuleren.
Belangrijk neveneffect: verwarring + geheugenverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is transcraniale magnetische stimulatie (TMS)

A

Dit is een mogelijk alternatief voor ECT en zou minder ingrijpende effecten hebben omdat het niveau van stimulatie beperkter gehouden kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is psychochirurgie

A

Het gebruik van een chirurgische ingreep om cognitieve en emotionele stoornissen te behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een seizoensgebonden stemmingsstoornis

A

Depressief worden tijdens de wintermaanden wanneer het zonlicht minimaal is (melatonine daalt)

17
Q

Wat is het placebo-effect

A

Een fysiologische of psychologische respons op een substantie of procedure die geen farmacologische of therapeutische componenten bevat

18
Q

Welke voorwaarden zijn er voor het onderzoek naar het placebo-effect?

A
  • Placebogecontroleerd
  • Gerandomiseerd
  • Dubbelblind
19
Q

Wat zijn de psychologische factoren bij het placebo-effect?

A
  • Klassieke conditionering van emoties
  • Creëren van de verwachting dat het beter zal gaan
  • De persoon moet zelf gemotiveerd zijn om te verbeteren
20
Q

Wat zijn de gemeenschappelijke kenmerken van psychotherapieën

A
  • Problemen bespreken
  • Nieuwe vaardigheden ontwikkelen
  • Vertrouwen in de goede afloop
  • Bruikbare kennis
21
Q

Wat is de Tarasoff beslissing

A

Therapeuten moeten mogelijke slachtoffers van hun patiënten waarschuwen wanneer ze in gevaar zijn, zelfs als daarmee het vertrouwen geschonden wordt

22
Q

Hoe verliep psychoanalyse

A

Het was de bedoeling om het onbewuste naar buiten te krijgen. Hiervoor liet Freud de patiënt op een sofa liggen om zich maximaal te ontspannen en zo het ICH minder alert te maken. Freud probeerde om een soort psychose te ontwikkelen.

23
Q

Hoe werd het onbewuste naar buiten gebracht

A
  • Vrije associatie
  • Droomanalyse
  • Door interpretatie van afweermechanismen
24
Q

Wat is een neurose

A

De persoon blijft contact houden met de realiteit

25
Q

Wat is een psychose

A

Een regressie naar een vorig ontwikkelingsstadium zonder volwassen gedrag en verantwoordelijkheid

26
Q

Bespreek weerstand

A

De patiënt zal weerstand bieden uit angst voor de openbaring van het conflict. Dit leidt vaak tot agressie tegenover de therapeut

27
Q

Bespreek overdracht

A

De patiënt zal emoties tegenover belangrijke personen overdragen naar de therapeut, dit kunnen zowel positieve als negatieve emoties zijn

28
Q

Bespreek catharsis

A

Het wegvallen van de spanningen en angsten na het bewust worden van de onderdrukte zaken

29
Q

Wat zijn de kenmerken van de hedendaagse psychodynamische therapie?

A
  • Nadruk op emoties
  • Verkennen van ontwijking
  • Zoeken naar terugkerende patronen in gevoelens, relaties en ervaringen
  • Aandacht voor het verleden
  • Aandacht voor ervaringen met anderen
  • Aandacht voor de therapeutische relatie
  • Meer open voor wensen, dromen en fantasieën
30
Q

Wat zijn humanistische therapieën

A

Therapie gebaseerd op humanistische en positieve psychologie en gaan uit van het feit dat mensen in probleemsituaties vaak niemand vinden die echt naar hen wil luisteren en probeert te begrijpen

31
Q

Wie was de grondlegger van de cliëntgerichte therapie?

A

Carl Rogers

32
Q

Waarom is de cliëntgerichte therapie verschillend van de psychoanalyse?

A
  • Cliënt staat centraal
  • Probleem in het bewuste (i.p.v. onbewuste)
  • Klemtoon op het hier en nu
  • Gedrag wordt bepaald door aangeboren behoefte om te groeien
33
Q

Wat zijn de voorwaarden voor een goede therapeutische relatie

A
  • Onvoorwaardelijke positieve aanvaarding
  • Empathie (anders doorverwijzen)
  • Authenticiteit