Hoofdstuk 1 - Wat is psychologie? - Les 1 Flashcards

Les 1

1
Q

Wat is de DEFINITIE van psychologie?

A

Het is de wetenschap waarbij menselijk gedrag bestudeerd wordt en waarbij gedragsevidentie gebruikt wordt om interne processen te begrijpen die het gedrag ten grondslag liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sinds WANNEER wordt de psychologie gezien als wetenschap en HOE werd er hiervoor me omgegaan?

A

Vanaf de jaren ‘60

Hiervoor waren het de grote Griekse filosofen die de bovenhand namen. Zij maakten gebruik van de intuïtie, de rede, de ziel die eigen is aan de mens. Ze deden aan Sofa Science. Ze dachten zelf na en maakten GEEN observaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 grote ONTWIKKELINGEN kende de psychologie?

A
  1. De wetenschappelijke revolutie
  2. De Copernicaanse revolutie
  3. Het ontstaan van 2 culturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat hield de WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE in?

A

Aanvankelijk volgde iedereen het geloof, de kerk, maar tijdens de verlichting maakte men steeds meer gebruik van systematische observaties, het verzamelen van data

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke FACTOREN hadden een invloed op de wetenschappelijke revolutie?

A
  • Verminderde macht van de Kerk
  • Herwaardering van handel en handenarbeid
  • Boekdrukkunst
  • De ontdekkingsreizen
  • De confrontatie van de westerse wereld met de islamitische en Chinese beschaving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat hield de COPERNICAANSE REVOLUTIE in?

A

Het inzicht dat de aarde niet het centrum vormt van het heelal.
Copernicus ontdekte dat de kalender achterliep, door de stand van de planeten te bepalen. Zo ontdekte hij dat de aarde en dus ook de mens niet het centrum van het heelal waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie was GALILEI?

A

Hij verdedigde en publiceerde de bevindingen van Copernicus (na zijn dood)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat LEVERDE de copernicaanse revolutie op?

A

Sinds dien is er meer aandacht voor het verzamelen van data en het uitvoeren van experimenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Duidt: de wetenschappelijke benadering zal zich beter ontwikkelen in landen die aan het katholicisme onttrokken zijn

A

De wetenschappelijke benadering sluit meer aan bij het protestantisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 2 culturen ontstonden er?

A
  1. Klassieke humanistische cultuur: gebruiken van oude methodes van het denken (Alpha)
  2. Natuurwetenschappen: gebruiken van systematische observaties (Bèta)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke ontwikkelingen bracht het ontstaan van twee culturen met zich mee?

A

Het platonisch dualisme:

De mens heeft twee systemen, lichaam en geest. Deze moeten van elkaar gescheiden blijven, beïnvloeden elkaar niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stromingen kenmerken DECARTES en uit welke eeuw komt hij?

A

17e Eeuw

  1. Rationalisme: de waarheid vinden door de rede
  2. Nativisme: vanuit aangeboren kennis kan rede en daaruit volgt de waarheid
  3. Mechanische visie: we bestuderen het lichaam dmv wiskundige, deterministische wetten, het lichaam is als een machine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt het empirisme in?

A

Tegenstroming van het nativisme
Kennis komt voort uit ervaring, associaties van ideeën, de kennis en is dus NIET aangeboren
We zijn een tabula rasa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wie was John Locke?

A

Grondlegger van het empirisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk gevolg had het empirisme?

A

Zorgde voor de start van de grootste discussie in de psychologie: nature vs nurture debat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat was het gevolg van het empirisme aan het eind van de 18de eeuw?

A

Mentale fenomenen proberen te begrijpen vanuit mechanische principes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar geloofde Darwin in?

A

Mensen zijn voortgekomen uit dieren.
We moeten ze dus ook bestuderen als dieren. Dieren werden vroeger enkel bestudeert in biologie.
Nu passen we biologie ook toe in de psychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat stelde de evolutietheorie?

A

Volgens deze theorie waren levende wezens het resultaat van een aanpassingsproces aan veranderende omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat ontstond eind 19e eeuw ten gevolge van Darwins visie?

A

De eerste psychologische experimenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wie zijn de grondleggers van bij ons?

A
  • Quetelet

- Donders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat ontdekte Quetelet?

A

Hij ontdekte de normaalverdeling, de meeste menselijke eigenschappen volgde deze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat ontdekte Donders?

A

Hij ontdekte de mentale chronometrie, maakte voor het eerst een afleiding op basis van uitingen over innerlijk gedrag

23
Q

Wat houdt de substractiemethode in?

A

een toepassing om te kijken naar activiteit in hetsengebieden waarbij twee metabolismescans worden opgenomen

24
Q

Geef een voorbeeld van de substractiemethode

A

We tonen 100 foto’s aan een man, waaronder 1 van zijn partner
We kijken of er een verschil in op het vlak van reactie op de verschillende foto’s

25
Q

Wat houd het structuralisme in?

A

De stroming in de psychologie die op basis van introspectie de structuur van het bewustzijn probeerde te ontdekken

26
Q

Uit welke 3 elementen wordt een bewuste ervaring geassocieerd?

A

Senstaties
Beelden
Gevoelens

27
Q

Welke visie had Titchener?

A

Elk complex proces opdelen in een combinatie van elementaire componenten, die behoorden tot het gebied van sensaties, beelden of gevoelens

28
Q

Wie was Titchener?

A

Hij was een student van Wundt en gebruikte als eerste de term structuralisme

29
Q

Wie was Wundt?

A

Wundt was de eerste wetenschapper die zichzelf een psycholoog noemde.
Hij richtte het eerste laboratorium op in Leipzig en gaf het startpunt van de wetenschappelijke psychologie

30
Q

Wat gebeurde in de 20ste eeuw?

A

Het ontstaan van de gestaltpsychologie

31
Q

Wat hield de gestaltpsychologie in?

A

Men maakt een onderscheid tussen de bewuste waarneming en de stimulus

32
Q

Wat is een bottom-up proces?

A

De perceptie is gebaseerd op externe stimuli: wordt afgeleid uit de omgeving. je gaat van een basaal concept naar een hoger concept

33
Q

Wat is een top-down proces

A

Het concept vormt de interpretatie van de waarneming. Waarneming is niet altijd wat in de wereld gezien wordt

34
Q

Is gestaltpsychologie eerder bottom-up of top-down

A

top-down

35
Q

Wie was Binet?

A

Een Franse psycholoog die actief was op het terrein van de experimentele psychologie.
Hij opende het eerste labo in Parijs aan de Sorbonne universiteit.

36
Q

Wat houdt het functionalisme is?

A

De opvatting dat de mentale toestand een functie is van het centrale zenuwstelsel

37
Q

Waar zijn functionalisten in geïnteresseerd?

A

Individuele verschillen + verschillen en gelijkenissen tussen mensen en dieren

38
Q

Wat houdt het behaviorisme in?

A

Een stroming binnen de psychologie waarin men het standpunt huldigt dat enkel observeerbaar, meetbaar gedrag het onderwerp kan vormen van psychologisch onderzoek en theorievorming

39
Q

Wie was John Watson?

A

De stichter van het behaviorisme

40
Q

Wat is het positivisme?

A

Het positivisme is een beweging die ervan uitging dat de natuurwetenschappen de meest succesvolle manier gebleken waren om ter wereld te begrijpen en kennis te generen

41
Q

De behavioristen namen 3 ideeën over van de positivisten, welke?

A
  1. Men moet theorieën baseren op directe observaties die door anderen herhaald kunnen worden
  2. Men moet een onderscheid maken tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen
  3. een wetenschappelijke theorie moet bestaan uit het beschrijven van precieze relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele (bewustzijn valt buiten het gebied - Black Box- )
42
Q

Wie was Skinner?

A

Een Amerikaans psycholoog, actief in het behaviorisme

stelde dat mentale processen niet bestaan

43
Q

Wat houd de psychoanalyse in?

A

Het bewustzijn en het gedrag zijn slechts zeer oppervlakkige fenomenen. De ware oorsprong van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen bij onbewuste krachten

44
Q

Wie was Sigmund Freud?

A

Grondlegger van de psychoanalyse

45
Q

Hoe werd de psychopathologie verklaart door de psychoanalyse?

A

Mentale stoornissen waren te wijten aan verdrongen problemen uit het bewustzijn omdat ze te veel angst oproepen.
De problemen keren terug naar traumatische episodes in de kindertijd

46
Q

Wat was de behandeling van de psychoanalyse?

A

De onbewuste conflicten naar het bewuste brengen

47
Q

Wat was negatief aan de psychoanalyse?

A

Ze was aantrekkelijk & coherent maar gaandeweg kwam ze los van de psychologie

48
Q

Wat is hermeneutiek?

A

Studie van de interpretatie van teksten

49
Q

Hoe werd sofa science gebruikt bij de psychoanalyse

A

Om het onbewuste naar het bewuste te krijgen is volledige ontspanning nodig, daarom werden cliënten op een sofa gelegd

50
Q

Waar baseren we ons vandaag op?

A
  1. Belang van biologie
  2. Belang van cognitieve processen
  3. Belang van sociaal-culturele context
51
Q

Wat houdt het bio-psycho-sociaal kader in?

A

Om gedrag te verklaren moeten we rekening houden met socioculturele context, cognitie en biologie. De zwaarte van de componenten verschilt naargelang het aspect dat men bestudeert. Gedrag wordt beïnvloed door een wisselwerking!

52
Q

Wat stelde Milgram?

A

Iedereen kan met wie dan ook in contact gebracht worden via een gemiddeld aantal stappen van 6 kennissen

53
Q

Wat stelt Hofstede?

A

Hij onderscheidt 5 belangrijke dimensie waarop culturen verschillen

54
Q

Op welke 4 manieren speelt de biologie een rol?

A
  1. CZS
  2. Genetica
  3. Evolutie
  4. Invloed lichaam op geest