Hoofdstuk 14: Organisatie an de organellen Flashcards

1
Q

Wat is ultrastructurele organisatie?

A

structuur van een cel te zien onder een elektronenmicroscoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat het cytosol

A
  • 70% water
  • Opgeloste ionen (vooral k+ en cl-)
  • Kleine organische moleculen
  • 20-30% wateroplosbaar eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de functies van het cytosol?

A
  • Translatie van eiwitten
  • Eenvoudige glycosylering van eiwitten
  • Biochemische reacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vindt translatie van eiwitten in het cytplasma plaats?

A

1) preproteïne met signaalpeptide
2) Transport naar specifieke organellen
3) Na import wordt signaalpeptide afgeknipt
4) Ontstaan mature vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem voorbeelden van biochemische reacties die in het cytosol plaats vinden

A
  • Synthese van nucleotide
  • Glycolyse
  • Synthese van aminozuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van het kernskelet?

A

Het waarborgt de structuur van de kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat de kern?

A
  • Het kernskelet
  • Scaffold/matrix attachment regions
  • Dubbel membraan
  • Perinucleaire ruimte
  • Euchromatine
  • Heterochromatine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van S/MAR?

A

Organiseert DNA in functionele compartimenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn cellen met meer dan één kern?

A
  • Megakaryocyten
  • Synctyiotrofoblasten (foetus voeding)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem de functies van het rER

A
  • Vouwing van peptidestrengen tot eiwitten d.m.v ribosomen
  • Verdere verwerking gevouwen eiwitten
    • Glycosylering
    • Aanleggen zwavelbruggen
  • Kwaliteitscontrole
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem de functies van het sER

A
  • Aanmaak (fosfo)lipiden en steroïden door cytochroom P450-familie
  • Oxidatie en ontgifting organische substanties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het sarcoplasmatisch reticulum?

A
  • Gespecialiseerd Glad ER
  • Slaan Ca2+-ionen op in de spiercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem de twee receptoren belangrijk voor het sarcoplasmatisch reticulum

A
  • Ryanodinereceptroren = Ca2+ eruit
  • SERCA = erin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat het golgiapparaat?

A
  • Gevouwen cisternen
  • Cis-kant richting kern = erin
  • Trans-kant richting buitenste membraan = eruit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de functie van het golgiapparaat?

A
  • Posttranscriptionele modificatie
  • Sulferen van moleculen
  • Fosforylering van eiwitten
  • Sortering en afsnoering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe vindt transport tussen het ER en Golgi plaats?

A

D.m.v. blaasjes die verrijkt zijn met een coat proteïne COPII

17
Q

Hoe vindt membraan transport plaats terug van het Golgi naar het ER?

A
  • Membraan gecoat met COPI
  • Cytoplasmatische machinerie
  • Terug naar ER
18
Q

Wat voor eiwitten zorgen voor secretoire transport?
Naam + plaats

A
  • v-SNARE’s (membraanvesikels)
  • t-SNARE’s (target membraan)
19
Q

Benoem de drie soorten endocytose

A
  • Pinocytose
  • Fagocytose
  • Clathrine-afhankelijke endocytose
20
Q

Wat is de functie van pinocytose?

A

Opname extracellulaire vloeistof

21
Q

Benoem een voorbeeld van pinocytose

A

enterocyten die de darminhoud opnemen en voedingsstoffen beschikbaar maken voor het lichaam.

22
Q

Wat is de functie van Receptor-mediated endocytose

A

als een ligand een specifieke receptor op de plasmamembraan bindt. Aan de cytosolkant van het plasmamembraan wordt dan clathrine gerekruteerd en worden endosomen gemaakt die naar de lysosomen worden geleid

23
Q

Wat is macropinocytose?

A

als dendritische cellen een immuunantwoord opwekken zonder zelf geïnfecteerd te zijn.

24
Q

Wat is de functie van peroxisomen?

A

Kunnen gifstoffen detoxicificeren d.m.v. H2O2

25
Q

Benoem voorbeelden van de functie van peroxisomen

A
  • Alcohol afbraak
  • Xenobiotica afbraak
  • Beta-oxidatie van vetzuren
26
Q

Waar worden peroxisomen gevormd?

A

In het ER of door deling van andere peroxisomen

27
Q

Welke ziekte is verbonden met peroxisomen?

A

Refsum-Kahlke

28
Q

Welke mutatie veroorzaakt Refsum-Kahlke? En wat is de consequentie?

A
  • Mutaties in het transporteiwit PEX-7
  • Opstapeling van fytaanzuur = neurologische problemen