Hoofdstuk 14 Flashcards

1
Q

batchproces

A

kleine hoeveelheden specifiek product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

continuproces

A

bulk, stofstromen gaan onafgebroken door de installatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cradle to cradle

A

Al het afval wordt gebruikt nieuwe producten. Zonder kwaliteitsverlies en alle restproducten moeten hergebruikt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

technische kringloop

A

Producten worden gemaakt van stoffen, die na hun werkzame leven weer dienen als waardevolle grondstof voor de industrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

biologische kringloop

A

Producten worden gemaakt van stoffen, die na hun gebruik biologisch afbreekbaar zijn tot voedingsstoffen voor nieuwe gewassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rendement (bij scheiden)

A

(massa zuivere stof)/(massa onzuiver product) *100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rendement (bij reacties)

A

(werkelijke opbrengst)/(theoretische opbrengst) *100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

atoomeconomie

A

(massa product)/(massa beginstoffen) *100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

E-factor

A

(massa beginstoffen - massa opbrengst product)/(massa opbrengst product)

Hoeveelheid kg afval geproduceerd per kg product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Katalytisch reformen

A

Een proces waarbij uit stoffen uit aardolie onder andere aromaten ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

indampen

A

verschil in kookpunt
opgeloste stof scheiden oplosmiddel
(water en zout verhitten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

destilleren

A

verschil in kookpunt
twee vloeistoffen scheiden
(alcohol en water verhitten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

adsorberen

A

verschil in aanhechting
1 stof hecht aan, de andere stof niet - dan filtreren en indampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

extraheren

A

verschil in oplosbaarheid
1 stof lost op de ander niet - dan filtreren en indampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bezinken

A

verschil in dichtheid en oplosbaarheid
zware stof zakt naar de bodem - dan afschenken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

filtreren

A

verschil in grootte van (onoplosbare) deeltjes
door een filter de ene stof kan er wel door heen de ander niet.

17
Q

ontbrandingstemperatuur

A

De minimale temperatuur waarbij een brandstof ontbrandt

18
Q

biodiesel

A

methylesters van vetzuren

19
Q

omesgering

A

drievoudige ester -> drie esters

20
Q

vetzuren

A

carbonzuren met een lange koolstofketen