Hoofdstuk 1.3 Flashcards

1
Q

Milieukunde

A

Nieuwe tak van wetenschap, gericht op studeren van milieuproblemen. Veelheid van disciplines voor nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Milieuwetenschappen

A

Een deel van basis natuurwetenschappen en een deel van basis maatschappijwetenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschil multidisciplinair en interdisciplinair

A

Multi: gebruikt verschillende disciplines.
Inter: vormt een nieuwe discipline met eigen onderzoeksinstituten, methodes en concepten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 fasen voor bestuderen milieuproblemen

A

1 definieren. Welke be lasting? How ernstig?
2 analysen. Oorzaken? Veroorzakers? Probleem voor wie? Milieueffecten?
3 probleem oplossen. Maatregelen? Kosten? effectiviteit?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voor de 3 fasen gebruiken we wat?

A

DPSIR-analysekader. Aangenone door EEA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DPSIR

A
Drivers: menselijke behoeften
Pressures: menselijke activiteiten
State: milieukwaliteit.
Impacts: ecosysteem, gezondheid
Responses: maatregelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Drivers

A

Menselijke behoeftes: voedsel goederen diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Pressures

A

Druk op hulpbronnen. Broeikasgassen, minder biodiversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

State

A

Toestand van milieu, mate van verstoringen/uit putting, verontreiniging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Impacts

A

Gevolgen. Op welvaart en welzijn men’s en natuur, ziektes, biodiversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Responses

A

Maatregelen, milieubeleid, gedrag, investering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Milieutechnologie

A

Verbetering in productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Maatschappijwetenschap

A

Studeren en be invloeden gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Draagkracht van het milieu

A

Maatstaf voor duurzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Politieke keuzes reflecteren?

A

Waardes die worden gehecht aan ecologie, economie en sociaal-cultureel aspecten .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom leidt kennis niet automatisch tot een norm?

A

Oordeelsvormingen rusten ook op normen en waarden.

17
Q

Wat is duurzaam?

A

De grens tussen duurzaam en niet duurzaam is heel moeilijk concreet te bepalen

18
Q

Complexiteit van milieuproblemen

A

Niet reduceerbaar.
Onzekerheiden van wetenschappelijke voorspellingen (enorme omvang en complex interacties.)
Verschillende wetenschappelijke visies. Verschillende manieren van vereenvoudiging gebaseerd op verschillende waarden.

19
Q

Hoe is de beeld van de wetenschap veranderd?

A

Uitspraken van wetenschappers niet gezien als ‘waarheid’ eerder als informatie bron.

20
Q

Wat is postnormale wetenschap?

A

1 openheid en duidelijkheid
2 Duidelijk over uitgangspunten en waarden
3 betrekt een bredere groep bij beoordeling kwaliteit onderzoek
4 betrekt een bredere groep bij het generen van oplossingen.

21
Q

2 visies op relatie wetenschap en beleid

A

Rationalistische visie

Realistische visie

22
Q

Rationalistische visie

A

Wetenschap geeft objectief, zeker, rationele kennis
Politiek: irrationeel (gebaseerd op ideologieen, waarden, normen)
Input van wetenschap: nodig voor rationaliteit en kwaliteit van beleid
Lineair proces: probleem identificeren, dan onderzoek, dan beleid, dan oplossingen.

23
Q

Realistische kennis

A

1 kennis is cobtextafhankelijk, objectiviteit word gerelativeerd.
2 kennis is bijna altijd onvolledig (Onzekerheiden en aannames, vaak impliciet, worden overgenomen in beleid)
Wetenschap heeft zelden consensus.
3 wetenschappelijke kennis is slechts een hulpbron, Naast lekenkennis en normen

24
Q

Problemen in relatie wetenschap en beleid

A

1 doelen. P: een consensus. W: kennis te vergroten
2 zekerheid P: willen voorspelbare zekerheid, W: onmkgelijk door complexiteit
3 omvangrijk en divers. Cherry picking, halfkennis, alleen kennis gebruiken doe passen bij hun doelstellingen.

25
Q

Wanneer vallen W kennis en P belwngen samen?

A

Als er wijdverspreide steun in de samenleving is

26
Q

Nieuwe relatie wetenschap en beleid

A

Wetenschap als hulpbron
Eerst P consensus dan W om kennis te vergroten
W help bij monitoren en beoordelen.
P en beleid zijn een experiment.