Hoofdstuk 12: Groups Flashcards

1
Q

Sociale facilitatie (Triplett)

A

Het effect van de aanwezigheid van andere mensen op de prestaties van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dominante respons

A

De reactie die een persoon het meest waarschijnlijk kiest uit alle mogelijke reacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Evaluatievrees

A

De zorg die mensen hebben over hoe ze eruit zouden kunnen zien in de ogen van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociaal lanterfanten

A

De neiging om minder moeite te doen wanneer je werkt aan een groepstaak waarin individuele inzet niet zichtbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Groepsdenken

A

Het verkeerd denken van leden van erg samenhangende groepen, waarbij sociale druk de kritische toetsing van een bepaald probleem ondermijnt om consensus te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zelfcensuur

A

Mensen in groepen, al helemaal onder leiding van een sterke leider, hun meningen en ideeën censureren, alternatieve standpunten afwijzen en toegeven aan groepsdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Macht

A

De vaardigheid om eigen uitkomsten en die van anderen te controleren. Het wordt ook beschreven als de vrijheid om te handelen en vrij te zijn van beperkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Status

A

De uitkomst van een evaluatie van attributies dat verschillen in respect en prominentie produceert. Dit draagt bij aan het bepalen van de macht van een persoon in een groep. Het is mogelijk om macht te hebben zonder status en status zonder relatieve macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Autoriteit

A

Soort macht die voortkomt uit geïnstitutionaliseerde rollen of regelingen. Macht kan ook bestaan zonder autoriteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dominantie

A

Gedrag met als doel het verkrijgen of laten zien van macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nadering/inhibitie theorie van macht

A

Het zijn in een machtspositie leidt tot het negeren van veel normale beperkingen van gedrag en in plaats daarvan doen wat je wilt om te krijgen wat je wilt. Bestaat uit twee kernvoorspellingen. De invloed van macht op hoe mensen anderen zien en hoe macht mensen in minder beperkende en meer ongepaste manieren laten gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Opkomende eigenschappen van groepen

A

Gedragingen die alleen voorkomen wanneer mensen in groepen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Deïndividuatie

A

Verlies van individuele identiteit. Voelen mensen wanneer ze in een groep zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De zelfbewustzijnstheorie

A

Voorspelt dat wanneer mensen hun aandacht op zichzelf richten, ze meer zorgen maken over hun zelfevaluatie en hoe hun huidige gedrag staat tegenover de interne waarden en standaarden die ze hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het spotlight effect

A

De overtuiging dat andere mensen meer aandacht aan je besteden dan ze in werkelijkheid doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly