Hoofdstuk 10 gedrag in groepen Flashcards

1
Q

Groep betekenis

A

Groep: als twee of meer personen contact met elkaar hebben, wederzijds afhankelijk zijn en die samengekomen zijn om bepaalde doelstellingen te realiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Theorie van sociale identiteit:

A

Theorie van sociale identiteit: we zien groepennamelijk als onderdeel van onze identiteit. Hoe meer het organisatieonderdeel is van iemands sociale identiteit, hoe beter dat is voor prestaties en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

asen van groepsontwikkeling
Groepsdynamica: omschrijft dat groepen ongeveer deze ontwikkelingen doormaken, die we fasen noemen: het vijf fasen model van Bruce Tuckman, kijkt naar de ontwikkeling van taakgroepen.

A

asen van groepsontwikkeling
Groepsdynamica: omschrijft dat groepen ongeveer deze ontwikkelingen doormaken, die we fasen noemen: het vijf fasen model van Bruce Tuckman, kijkt naar de ontwikkeling van taakgroepen.
1. Forming fase: Het vormen van een groep, deze fase eindigt wanneer de leden zichzelf als onderdeel van de groep (beginnen te) zien.
2. Storming fase: Leden accepteren de groep, maar er kan conflict ontstaan over ieders rol en wie de leider is. Deze fase eindigt wanneer er een duidelijke hiërarchie is.
3. Norming fase: De bindende fase, groepsidentiteit gevoel groeit en er kunnen zelfs vriendschappen ontstaan. Deze fase eindigt wanneer men duidelijke verwachtingen van elkaar heeft over wat correct wordt gevonden in de groep.
4. Performing: Wanneer de groep functioneel is, voor permanente groepen is dit de laatste fase. Voor tijdelijke groepen is er nog een volgende fase:
5. Adjourning: Opheffing van de groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onderbroken evenwicht model:

A

Onderbroken evenwicht model: wordt gebruikt bij groepen met een deadline. In het begin gebeurt er meestal weinig (periode van inertie). Bijna altijd precies halverwege de tijd die een groep heeft ontstaat er veel activiteit (zie transitie). Het halverwege de tijd zijn wordt gezien als een soort alarm bel dat er opgeschoten moet worden. Hoeveel tijd er totaal is maakt hier niet voor uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

10.3 Zes algemene groepseigenschappen

A
  1. Rollen
  2. Normen
  3. Status
  4. Groepsgrootte
  5. Groepscohesie
  6. Diversiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
Groepseigenschap 1: Rollen
Rol: 
Rolperceptie: 
Rolverwachtingen: 
Psychologisch contract: 
Rolconflict: 
Interrolconflict:
A

Groepseigenschap 1: Rollen
Rol: Het gedrag dat we van iemand verwachten in een bepaalde positie.
Rolperceptie: Ons eigen idee over onze eigen rol.
Rolverwachtingen: Wat anderen voor gedrag van ons verwachten in een bepaalde rol.
Psychologisch contract: Een soort ongeschreven overeenkomst tussen werknemers en werkgevers over wederzijdse verwachtingen.
Rolconflict: Innerlijk conflict van een medewerker als gevolg van een confrontatie met uiteenlopende rolverwachtingen.
Interrolconflict: Een situatie waarin de verwachtingen van de verschillende groepen waartoe we behoren strijdig met elkaar zijn. Een van de grootste bronnen van stress voor werknemers blijkt een conflict tussen hun werk en gezinsrollen te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een onderzoek waaruit bleek hoe groot de rol van groepsnormen zijn, zijn de Hawthorne studies. Zij dachten dat de productiviteit per persoon zou ….. als een hogere productie extra beloning kreeg. Dit bleek echter niet het geval, groepsleden bepaalden onderling wat een redelijke prestatie was en stemden hun prestaties daaropaf. Dit noemen we de ….. + betekenis

A

Een onderzoek waaruit bleek hoe groot de rol van groepsnormen zijn, zijn de Hawthorne studies. Zij dachten dat de productiviteit per persoon zou toenemen als een hogere productie extra beloning kreeg. Dit bleek echter niet het geval, groepsleden bepaalden onderling wat een redelijke prestatie was en stemden hun prestaties daaropaf. Dit noemen we de prestatienorm; wanneer werkgroepen deelnemers vertellen hoe hard ze moeten werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale normen:

Allocatie normen:

Het is menseigen om ons aan de groep te conformeren (zonder dat er daarvoor druk op ons geoefend wordt). Zie het onderzoek van Asch waar 37% van de mensen bewust een verkeerd antwoord gaven om aan de groepsnorm te voldoen. Wanneer de verschillende groepen waar mensen toe behoren tegenstrijdige normen hebben, zal men zich conformeren aan de groep die belangrijker wordt gevonden, dit wordt de ….. genoemd. Wanneer werknemers bewust de normen overschrijden noemen we dit ongewenst gedrag op het werk of grensoverschrijdend gedrag. Ook hier is sprake van groepsdruk, iemand die normaal gesproken niet asociaal is, zal zich eerder asociaal gedragen wanneer dat de norm binnen een groep lijkt te zijn.

A

Sociale normen: Met welke collega’s je sociaal contact hebt bijv.

Allocatie normen: Gaan over hoe bepaalde zaken (loon etc.) verdeeld worden.

Het is menseigen om ons aan de groep te conformeren (zonder dat er daarvoor druk op ons geoefend wordt). Zie het onderzoek van Asch waar 37% van de mensen bewust een verkeerd antwoord gaven om aan de groepsnorm te voldoen. Wanneer de verschillende groepen waar mensen toe behoren tegenstrijdige normen hebben, zal men zich conformeren aan de groep die belangrijker wordt gevonden, dit wordt de referentiegroep genoemd. Wanneer werknemers bewust de normen overschrijden noemen we dit ongewenst gedrag op het werk of grensoverschrijdend gedrag. Ook hier is sprake van groepsdruk, iemand die normaal gesproken niet asociaal is, zal zich eerder asociaal gedragen wanneer dat de norm binnen een groep lijkt te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Groepseigenschap 3: status = ………

Status wordt volgens de theorie van statuskenmerken door 3 dingen bepaald:

A

Groepseigenschap 3: status sociaal bepaalde positie die andere toekennen
Status wordt volgens de theorie van statuskenmerken door 3 dingen bepaald:
1. Macht over anderen
2. Het vermogen om een bijdrage te leveren aan de groepsdoelen
3. Persoonlijkheidskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Groepseigenschap 3: status = ………

Status wordt volgens de theorie van statuskenmerken door 3 dingen bepaald:

A

Groepseigenschap 3: status sociaal bepaalde positie die andere toekennen
Status wordt volgens de theorie van statuskenmerken door 3 dingen bepaald:
1. Macht over anderen
2. Het vermogen om een bijdrage te leveren aan de groepsdoelen
3. Persoonlijkheidskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De gevolgen van status:

A

De gevolgen van status:

  • Een hoge status geeft mensen meer vrijheid om af te wijken van de groepsnormen.
  • Mensen met een hoge status zijn assertiever, dit kan negatief uitpakken wanneer mensen met een lage status niet de gelegenheid hebben om hun ideeën te verkondigen.
  • Statusincongruentie: wanneer iemand zijn gedrag of beloningen niet overeenkomen met zijn status binnen de organisatie.
  • Stigma door associatie: wanneer de status van mensen met wie je omgaat jouw eigen status beïnvloed (dit kan positief of negatief zijn).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Groepseigenschap 4: groepsgrootte
Uit onderzoek blijkt dat mensen zich minder inspannen wanneer zij zich in grote groepen bevinden dan wanneer zij individueel werken, dit noemen we lijntrekken, of meeliften, of social loafing. Dit kan op verschillende manieren worden voorkomen:

A

Groepseigenschap 4: groepsgrootte
Uit onderzoek blijkt dat mensen zich minder inspannen wanneer zij zich in grote groepen bevinden dan wanneer zij individueel werken, dit noemen we lijntrekken, of meeliften, of social loafing. Dit kan op verschillende manieren worden voorkomen:
1. Maak een duidelijk groepsdoel
2. Vergroot competitie TUSSEN groepen
3. Laat groepsleden elkaar evalueren
4. Geef groepsbeloningen die deels gebaseerd zijn op de unieke bijdragen
5. Maak individuele prestaties zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Groepseigenschap 5: groepscohesie
Cohesie: ……….
Een hoge cohesie + een hoge prestatie norm = hoge productiviteit
Een lage cohesie + een lage prestatie norm = een lage productiviteit
Een hoge cohesie + een lage prestatie norm = een matige productiviteit
Een lage cohesie + een hoge prestatie norm = een matige productiviteit

Manager kan 7 dingen doen om groepscohesie te stimuleren

A

Groepseigenschap 5: groepscohesie
Cohesie: de mate waarin een groep zich met elkaar verbonden voelen.

Manager kan 7 dingen doen om groepscohesie te stimuleren
• Groep kleiner maken
• Zorg dat iedereen instemt met de groepsdoelen
• Laat de leden meer tijd samen doorbrengen
• Verhoog de status van de groep en maak het lidmaatschap moeilijker bereikbaar
• Stimuleer competetitie met andere groepen
• Beloon de groep en niet de individueel
• Zet de groep fysiek apart van de rest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Groepseigenschap 6: diversiteit
Diversiteit zorgt voor meer ……. maar ook voor meer kans op conflicten. Een ander nadeel …..

10.4 Besluitvorming in groepen
Voordelen groepsbesluiten:

A

Groepseigenschap 6: diversiteit
Diversiteit zorgt voor meer creativiteit en Een ander nadeel kan zijn dat er breuklijnen ontstaan, hierdoor ontstaan subgroepen waar mensen met dezelfde etniciteit of hetzelfde gender zich samen gaan voegen binnen de groep.

10.4 Besluitvorming in groepen
Voordelen groepsbesluiten:
- Groepen beschikken over meer kennis en informatie dan een individu.
- Groepen hebben (door diversiteit) meerdere invalshoeken.
- Groepsbeslissingen zorgen voor een bredere acceptatie van de beslissing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nadelen groepsbesluiten:

A

Nadelen groepsbesluiten:

  • Het kost meer tijd om tot een besluit te komen.
  • Kans op conformisme. aanpassen aan het gedrag wat binnen de groep heerst
  • De beslissing kan gedomineerd zijn door enkele leden.
  • Diffuse van verantwoordelijkheid, het is bij een groepsbeslissing niet duidelijk wie verantwoordelijk is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Groupthink
Groupthink ontstaat

Groupthink wordt o.a. versterkt door

Groupthink kan worden tegengegaan door

Groupthink kan groupshift veroorzaken;

Groupshift:

A

Groupthink
Groupthink ontstaat wanneer het groepsbelang belangrijker is dan het belang van het individu. Bijv. mensen die zwijgen, omdat ze niet tegen de groep in willen gaan. Dit komt eerder voor bij groepen waarbij presteren belangrijker wordt gevonden dan leren.

Groupthink wordt o.a. versterkt door een sterke groepsidentiteit, het imago van de groep willen beschermen door de groepsleden en wanneer leden het gevoel hebben dat dat imago bedreigd wordt.

Groupthink kan worden tegengegaan door de groepen kleiner dan 10 personen te houden en actief ervoor te zorgen dat iedereen aan het woord komt.

Groupthink kan groupshift veroorzaken; hier weerspiegeld de beslissing van de groep de dominante norm, dit kan naar meer voorzichtig zijn (risicomijdend) of meer risico nemend zijn.

Groupshift: situatie waarin groepsleden bij de conclusie van een bespreking over een aantal alternatieven overdreven veel waarde hechten aan hun uitgangspunt

17
Q

Technieken voor besluitvorming in groepen
Meestal vindt de besluitvorming in interacterende groepen plaats. De bekendste methoden om tot een goede beslissing te komen zijn:

A

Technieken voor besluitvorming in groepen
Meestal vindt de besluitvorming in interacterende groepen plaats. De bekendste methoden om tot een goede beslissing te komen zijn:
- Brainstormen:
Hier worden individuen binnen de groep aangemoedigd om alle ideeën die hen te binnen schieten te opperen. Uit onderzoek blijkt dat individuen die aan brainstormen doen gemiddeld met meer ideeën komen dan een groep die aan brainstorming doet, dit komt door production blocking¸ mensen blokkeren elkaars ideeën door elkaar heen te praten.

  • Nominale groepstechniek:
    1. Iedereen schrijft eerst zijn eigen ideeën op.
    2. Daarna leest iedereen om de beurt zijn eigen idee voor.
    3. Daarna worden alle ideeën besproken.
    4. Iedereen rangschikt voor zichzelf de ideeën, het idee met de hoogste score wint.