Hoofdstuk 10 Evolution and animal minds Flashcards

1
Q

Evolutie

A

De langzame verandering van levende wezens en de daarbij aansluitende evolutie van wezens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Natuurlijke selectie

A

De beste overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Motivationele theorie, Hubbard

A

Stelt dat we controle moeten nemen over ons bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Quantum theorie, Goswamin

A

telt dat bewustzijn de belangrijkste energie is op aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Chopra over evolutie

A

Stelt dat mensen in staat zijn om natuurlijke selectie te vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chardin over evolutie

A

Gelooft dat evolutie wordt gedreven door spiritualiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lamarck over evolutie

A

Stelt dat organismen kenmerken, die ze verwierven tijdens hun leven, konden doorgeven aan hun nageslacht. Lamarck formuleerde dat in de volgende twee wetten: Het al of niet gebruiken van bepaalde kenmerken zorgt ervoor dat ze verder ontwikkeld worden of juist verloren raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Multi niveau selectietheorie

A

Stelt dat selectie gebeurt op verschillende niveaus, ook binnen groepen. Ze moeten met elkaar strijden om te overleven. Door evolutie is de kans op overleven groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Selfish gene theorie, Dawkin

A

Volgens hem is het belangrijkste van evolutie de erfelijke informatie, ofwel de genen. Genen zijn selfish omdat ze gekopieerd willen worden zodra dat mogelijk is. Hierbij maakt het niet uit wat het effect is, zolang zij zich maar kunnen herhalen. Dit betekent niet dat alle genen nu optimaal zijn, er is altijd ruimte voor verbetering. Het kan ook zijn dat een bepaald kenmerk in de ene situatie wel adaptief is, maar in de andere situatie niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hersenstam

A

Lagere deel lijkt verbonden te zijn met bewustzijn en slaap-waak cyclus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

simulatie theorie

A

Stelt dat wij anderen kunnen begrijpen, omdat we in ons hoofd een simulatie maken van de gebeurtenis alsof we het zelf doen. Daardoor begrijpen we hoe anderen zich voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Expliciet

A

Bewust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Impliciet

A

Onbewust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Interactie theorie

A

Stelt dat we anderen begrijpen, omdat we onszelf begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

intentionale stance, Bennet

A

We begrijpen anderen zoals we onszelf begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Deceptie

A

Bedrog, wordt gebruikt om iemand van iets te overtuigen

17
Q

false-belief-taak

A

een type taak dat wordt gebruikt in theory of mind-studies waarin kinderen moeten concluderen dat een andere persoon geen kennis bezit die zij bezitten.

18
Q

imitatie

A

is het leren om iets te doen doordat je het bij anderen ziet. Hierbij moet je niet alleen observeren, maar ook onthouden

19
Q

antropormofisme

A

de alomtegenwoordige neiging om mensachtige kenmerken in de omgeving te projecteren

20
Q

theologisch denken

A

de cognitieve neiging om fenomenen te verklaren in termen van een intentie of doel waar een dergelijk doel niet bestaat

21
Q

Theory of Mind (ToM)

A

In staat zijn te weten wat anderen mensen denken en geloven

22
Q

emergente eigenschap

A

Iets wat boven de functie uitstijgt. Geen functie.