hoofdstuk 1: wetenschap, geschiedenis en psychologie Flashcards

1
Q

Wie stelt dat verwondering de basis is van filosofie en wetenschap?

A

Plato

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt verwondering als basis van de filosofie en wetenschap in volgens Plato?

A

Het wilt zeggen dat de mens van kinds af aan met vragen over de wereld zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer komt de psychologie los van de filosofie?

A

Dat gebeurd als één van de laatste wetenschappen in de 19e eeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de definitie van psychologie?

A

Psyche-logos: studie van de ziel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom gebruiken psychologen het woord ‘ziel’ niet graag?

A

Het klinkt te religieus, ze maken liever gebruik van het woord ‘geest’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is epistemologie?

A

Kennisleer, het gebied waar de wetenschapsfilosofie zich mee bezig houdt: gewaarwording, geheugen, denken, perceptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt epistemologie vandaag omschreven?

A

Cognitieve Psychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ook een inspiratie voor het ontstaan van de psychologie?

A

De biologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de Newtoniaanse stijl?

A

Visie: het afleiden van een beperkt aantal wetten uit geobserveerde wetmatigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is positivisme?

A

Bij de feiten blijven, geen speculaties of verzinsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Comte zijn visie over het positivisme?

A

Descriptie: observeerbare feiten, geen hypothetische verklaringen. De beschreven wetten kunnen toegepast worden op de samenleving. (social engineering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Newton zijn visie?

A

De wetenschap is een korte samenvatting van de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn hypotheses non fingo? (Newton)

A

Dat houdt in dat hij geen hypotheses opstelde omdat het tot te veel waaromvragen zou leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 2 kenmerken van positivisme?

A

Predictie en controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt predictie in?

A

Aan de hand van bepaalde wetten of theorieën kunnen wetenschappers toekomstige gebeurtenissen voorspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt controle in?

A

Predictie van wetten maakt het mogelijk dat we controle krijgen over de natuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 4 soorten verklaringen worden er gegeven aan bepaalde wetmatigheden binnen de sociale wetenschappen?

A

1) deductief-nomologische verklaring
2) hermeneutisch begrijpen
3) functionele en teleologische verklaringen
4) causale benadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat houdt de deductief-nomologische verklaring in?

A

Het afleiden van wetmatigheden, testen van hypotheses en afleiden van predicties uit wetmatigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wie behoort tot de logisch positivisme?

A

Wiener Kreis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het logisch positivisme?

A

Het is een wijsgerig stelsel dat alleen aanvaardt wat zintuigelijk waargenomen en vastgesteld kan worden en verwerpt non-empirische uitspraken gemaakt door de metafysica, theologie en ethiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het doel van het logisch positivisme?

A

Een demarcatie (afbakening) van wetenschap en non-wetenschap geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de opvolging van de Wiener Kreis?

A

Hempel-Oppenheim model, 1948

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Het Hempel-Oppenheim model is?

A

Het deductief-nomologisch model.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het deductief-nomologisch model?

A

Van explanans tot explanandum: men gaat een wetmatigheid formuleren met specifieke condities om iets te kunnen verklaren.

  • explanans: het verklarende, verklaart het explanandum
  • explanandum: hetgeen te verklaren, mag niet geïmpliceerd zijn in het explanans anders krijgen we circulariteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een syllogisme?

A

Een redenering in stapjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Is er volgens het D-N model een onderscheidt tussen verklaren en voorspellen?

A

Nee, verklaren = voorspellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de problemen met het DN-model?

A

1) men spreekt van wetmatigheden maar hoe vinden we algemene wetten? inductie?
2) geen onderscheid tussen echte wetmatigheden en accidentele veralgemeningen
3) observaties zijn niet theorie-neutraal
4) eis verifieerbaarheid: dispositionele termen?
5) probabilistische uitspraken ipv werkelijke waarneembare metingen
6) deductie is puur formele relaties: niet elke deductie is een verklaring
7) causale, modale termen zijn vereist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Is het DN-model een idealistisch model?

A

JA!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zegt Geertz over hermeneutisch begrijpen?

A

Het vereist een thick descriptie = menselijk gedrag vraagt meer dan 1 enkele verklaring

30
Q

Wat is de methodestrijd in de sociale wetenschappen? (hermeneutisch begrijpen)

A

De natuurwetenschappen versus de geesteswetenschappen => sociale wetenschappen heeft verstehen als methode nodig.

31
Q

Wat betekent ideografisch?

A

Op 1 particulier gericht: geen algemene wetmatigheden.

32
Q

Wat betekent nomothetisch?

A

Universeel gericht, waaruit bepaalde wetmatigheden afgeleid worden.

33
Q

Wat is de hermeneutische cirkel?

A

Er bestaat een cirkel tussen de bredere culturele achtergrond begrijpen en de details van cultuurproduct te bestuderen.
=> geheel van details en globaal beeld staan voortdurend met elkaar in dynamische wisselwerking

34
Q

Wat is een functie?

A

Een functie zegt wat het doet en niet wat het is.

35
Q

Wat is de rol van functionele verklaringen?

A

Gemeenschappelijk aspect weergeven van de 2 functies.

36
Q

Wat zegt het functionalisme over de psychologie?

A

De geest wordt gezien als een functie, een soort virtuele machine. Mentale toestanden worden verklaard in hun functionele rol

37
Q

Wat zijn de 2 soorten functies?

A

1) causale rol
2) geselecteerde functies

38
Q

Wat is token materialisme?

A

Fysiek iets uitwisselbaar/vervangbaar.

39
Q

Wat is type materialisme?

A

Een bepaalde mentale toestand geïdentificeerd met specifieke neuronale toestand, embodyment.

40
Q

Wat hoort er bij de mechanistische verklaringen?

A
  • echte verklaring vergt uitleg over hoe een systeem werkt via een analyse en decompositie van subsystemen
  • hiërarchie in functies
  • stabiele fenomenen bestuderen
  • mechanistische verklaring gaat verder dan het functionalisme: het verklaart de functie door te tonen hoe het fenomeen werkt in zijn details
  • mechanicisme verwerpt autonomie van niveaus, interlevel verklaringen => het is vooral belangrijk hoe bepaalde dingen samenwerken
41
Q

Wat is de causale benadering?

A

Spreken over de redenen, het waarom.

42
Q

Wat hoort er bij de causale benadering?

A

1) dieper begrip van achterliggende mechanismen
2) succes zijn gevolg van inzicht in causale structuur

43
Q

Welke 5 theorieën zijn er?

A

1) nomologische benadering <=> causale benadering
2) realisme versus instrumentalisme
3) kwantumfysica
4) syntactische benadering van theorieën
5) semantische benadering van theorieën

44
Q

Wat is het realisme?

A

Mendeljev en Einstein:
er beantwoordt altijd wel iets in de wereld, aan alle theorieën die men over bepaalde dingen heeft

45
Q

Wat is het instrumentalisme?

A

Mach en Bohr:
we kunnen een theorie postuleren, zonder daarmee rekening te houden of alle begrippen die we gebruiken in de theorie wel degelijk bestaan in de werkelijke wereld.

46
Q

Wat is Mach zijn visie?

A

Logisch positivisme/instrumentalistisch: atomen zijn niks anders dan een handige beschrijving

47
Q

Wat is Mendeljev zijn visie?

A

Realisme: theoretisch concept waar hij werkelijkheidswaarde aan toeschrijft.

48
Q

Wat is Bohr zijn visie?

A

Er bestaat geen kwantumwereld, er is alleen een kwantumbeschrijving. Kwantumwereld is puur theoretisch en beschrijvend, deze moet niet perse werkelijkheid worden.

49
Q

Wat is Einstein zijn visie?

A

God dobbelt niet met het universum

50
Q

Wat is een theorie volgens de semantische benadering?

A

Een theorie binnen deze benadering ligt het dichtste bij het dagelijks leven, het is een vereenvoudigd model van de realiteit.

51
Q

Wat zijn de fundamentele krachten volgens de fysica?

A

Eenvoud, orde en harmonie

52
Q

Van wie is de uitspraak: ‘Raffiniert ist der Herr Gott, aber boshaft ist er nicht’?

A

Einstein, 1921

53
Q

Wat betekend Raffiniert ist der Herr Gott, aber boshaft ist er nicht’? (Einstein, 1921)

A

Je mag niet zomaar iets aannemen/geloven.

54
Q

Wat is Thimaeus van Plato?

A

De wereld is goed gemaakt en dankt daaraan haar kenbaarheid. Wetenschapper heeft geloof in kenbaarheid van de wereld.

55
Q

Van wie is het zuiningheidsprincipe (parasomnie)?

A

William van Ockham, 14e eeuw

56
Q

Wat is het zuiningheidsprincipe?

A

= Ockham’s razor = parsimonieprincipe = wat uitgelegd kan worden door de minste aannames, wordt niet meer uitgelegd door meer aannames. De beste uitleg is de uitleg waarvoor je het minste aannames nodig hebt.

57
Q

Wat zijn Einsteins 3 fasen van religiositeit?

A

1) angst voor de dood, de goden en de demonen moeten gunstig gestemd worden
2) geloof en liefde, een god die troost, een god die beloont
3) de komische religiositeit: ervaring van het sublieme en overweldigende orde in de kosmos, de alles omvattende eenheid die het universum beheerst

58
Q

Wat is de naturalistische benadering?

A

Wetenschap benaderen als een instituut dat op zich empirisch bestudeerd kan worden.

59
Q

Wat is de Weltanschauung theoretici?

A

De theorie van de wetenschapper is een wereld waaruit een wetenschapper, dat kader kan veranderen, en dan zie je plots alles op een andere manier.

60
Q

Wat is de methodologische benadering?

A

Fasificationisme

61
Q

Wie behoort er tot de naturalistische benadering?

A

Thomas Kuhn

62
Q

Wat is de visie van Thomas Kuhn?

A

Cyclus van fasen, revolutie zorgt voor evolutie.

63
Q

Wat is de visie van Wittgenstein over de naturalistische benadering?

A

Wetenschap = sociaal geconstitueerde levensvorm.

64
Q

Wat houdt evolutionaire epistemologie in?

A

Het principe van natuurlijke selectie: survival of the fittest van ideeën.

65
Q

Wie behoort er tot het falsificationisme?

A

Karl Popper

66
Q

Welke benadering behoort tot het falsificationisme?

A

De normatieve benadering.

67
Q

Wat zijn de problemen met de visie van Popper?

A

1) één weerlegging volstaat niet
2) onderlinge competitie tussen theorieën: minst slechte theorie
3) immuniseringspraktijken zijn tot op zeker hoogte normaal
4) inductie is nodig

68
Q

Wat gebeurt er als een theorie niet volledig deugd?

A

1) reductie: nieuwe theorie wordt geformuleerd op meer basaal niveau en alle vroeger opgedane kennis moet verklaard kunnen worden door deze niveau theorie
2) vervanging: oude theorie wordt fout bevonden

69
Q

Wetenschap als visie op de wereld

A

1) particuliere versus universele kennis
2) wetenschap als visie zonder standpunt

70
Q

Wat zijn de primaire kenmerken van wetenschap als visie zonder standpunt?

A

Deze staan los van de waarnemer = structurele, achterliggende kenmerken

71
Q

Wat zijn de secundaire kenmerken van wetenschap als visie zonder standpunt?

A

Subjectieve waarneming