Hoofdstuk 1 + waarnemingen Flashcards

1
Q

Wat is transductie?

A

De verwerking van een fysieke stimulus in het vuren van een neuron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

7 Stationen van visuele stimulus tot hersenen:

A
  1. stimulus
  2. hoornvlies
  3. pupil
  4. lens
  5. netvlies
  6. axon oogzenuw
  7. thalamus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2 soorten receptoren op netvlies(met uitleg)

A
  1. staafjes: wenig licht nodig, herkennen geen kleuren
  2. kegeltkes: veel licht nodig, herkennen kleuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de fovea?

A

Een deel van de netvlies met een hoge concentratie kegeltkes, geen staafjes.

Elk kegeltje heeft een eigen bipolare cel, hier neem je best details waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de blinde vlek?

A

Hier liggt de oogzenuw, daroom geen fotoreceptoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welk theorien zet zich de “dual process theorie” samen?

A

Uit de Trichrometic theorie en de opponent process theorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uitleg: dual process theorie

A

Kegeltjes hebben fotopigmenten die reageren op blauw, groen en rod. Ganglion cellen vuren op verschillenen frequenties.

Het kan op 2 kleuren reageert worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 componenten oor, met uitleg

A

outer oor: opvangen geluidgolven

middle oor: “vertalen” geluid”

inner oor: basilaire membran

orgaan van corti:beweging haarcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 theorien voor waarneming van tonen, met uitleg

A
  1. frequency theorie: de aantal prikkels = frequentie van ton
  2. place theorie: verschillende tonen worden aan verschillenen plaatsen in het oor verwerkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

2 soorten doofheid, met uitleg

A
  1. conductieve doofheid: iets is mis met trommelvlies of andere componenten in de oor.
  2. sensorische doofheid: neuronen dood -> geen oplossing, definitief doof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 waarnemingen van huid:

A

warmte

kou

pijn

druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uitleg bottom up en top down processing

A

bottom up: losse objecten worden waargenomen en naar een geheel verwerkt

top down: geheel word herkend en interpreteert ( vaak reden voor optische illusies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uitleg “figure-ground-relations”

A

Een figur wordt waargenomen, de rest van de visuele stimuli wordt als achtergrondt interpreteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 Gestalt laws of perceptual organization

A

Similarity

Closure

Proximity

Continuity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uitleg structuralisme

A

introspection: bestuderen van basic elements van bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uitleg functionalisme

A

bestuderen functies van bewustzijn, geen focus op structur

17
Q

uitleg psychodynamische perspectief

A

bestuderen van werkwijze van persoonlijkheid

samenspel van bewust en onbewust

modern: meer focus op sociale relaties, waarneming en opvoeding

18
Q

uitleg behaviorism

+ cognitief behaviorism

A

focus op externe invloeden en leerprocessen die gedrag van een individu kunnen verklaren

behaviorism: leerprocess + omgeving -> gedrag

cognitief behaviorism: leerprocess + omgeving -> gedachten en verwachtingen -> gedrag

19
Q

uitleg humanism

A

mens van natur uit goed, focus op het streven naar persoonlijke groei

20
Q

uitleg cognitief benadering

A

focus op de natuur van denken

en de invloed van mentale processen op gedragingen

21
Q

7 neurotransmitter ( boek)

A
  1. Acetylcholine: exicatory
  2. Noradrenaline/Norepinephrine: exicatory en inhibitory
  3. Serotinin: exicatory OF inhibitory
  4. Dopamine: exicatory
  5. GABA: inhibitory
  6. Endorphin: inhibatory
  7. glutamate: exicatory