Hoofdstuk 1 (terreinverkenning) Flashcards
Welke vier functies heeft het recht?
Normatief (vastgelegde gedragsregels)
Geschiloplossend (tegen eigenrichting)
Additioneel (voor waar geen afspraken zijn gemaakt)
Intstrumenteel (bijvoorbeeld rechts rijden)
Welke vier rechtsbronnen kent het Nederlands recht?
De wet (gemaakt door wetgever) Het verdrag (overeenkomsten en afspraken) Jurisprudentie/rechtspraak. (Een rechter/college die een uitspraak heeft gedaan) De gewoonte (morele verplichting naar vaste gedragslijn)
Wat is een wet in formele zin?
Een product van de nationale wetgever (regering en staten-generaal samen)
Wat is een wet in materiële zin?
Iedere regeling die bepaald is voor een onbepaald aantal en niet bij name genoemde personen
Wat is het materieel recht?
Inhoudelijk recht; geboden en verboden, rechten en plichten.
Wat is het formeel recht?
De processen en regelningen met betrekking tot de uitvoering van materieel recht (burgerlijk procesrecht, strafrechtprocesrecht)
Waaraan herken je dwingend recht?
Sleutelwoorden “moeten” of “nietigheid” of “openbare orde”
Waaraan herken je aanvullend recht?
Sleutelwoorden als “kunnen”
Wat is objectief recht?
Het geldende recht uit de rechtsbronnen.
Wat is subjectief recht?
Een recht dat een individueel natuurlijk- of rechtspersoon bezit omdat het objectieve recht dit niet met zoveel woorden bevat.
Civielrecht wordt ook wel (…..)recht genoemd.
Privaatrecht
Wat is het privaatrecht?
Recht tussen burgers/bedrijven onderling.
Wat is publiekrecht?
Recht tussen burgers/bedrijven en de overheid.
Welke vier vormen van privaatrecht bestaan er?
- Personen- en familierecht
- Ondernemingsrecht
- Vermogensrecht
- Burgerlijk procesrecht
Welke drie vormen van publiekrecht zijn er?
- Het straf(proces)recht (OM heeft vervolgingsmonopolie)
- het staatsrecht (inrichting van staatsbestel in de invloed van de burger daarop)
- Het bestuurs(proces)recht (de mogelijkheden van de overheid om regulerend op te treden)