Homeostase Flashcards

1
Q

Hormonen die glucose homeostase reguleren

A

Insuline en glucagon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Normale glucoseconcentratie

A

90 mg glucose per 100 me bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt de glucosehomeostase (diagram)?

A

Als het bloedglucose level boven de 90 mg/100 me uitstijgt, dan wordt de pancreas gestimuleerd om insuline te produceren -> glucose wordt opgenomen in spiercellen en omgezet in glycogeen voor opslag in lever. Bij te lage niveau’s produceert de pancreas glucagon en zet dit hormoon glycogeen weer om in glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet de vloeistof inname eruit?

A

Ongeveer 2,5 L per dag. 1,3 L van drankjes, 0,9 L van eten en 0,3 L van oxidatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ziet de vloeistof output eruit?

A

1,5 L urine, 0,9 L zweet en respiratie en 0,1 L uitscheiding in uitwerpselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Definitie intracellulair lichaamsvocht

A

De vloeistoffen binnen cellen met een hoog K+ gehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie extracellulaire vloeistof

A

Vloeistof buiten de cellen met een hoog Na+ gehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit wat bestaat de ECF?

A

Plasma en interstitiële vloeistof (vloeistof tussen weefsel). De compositie van ECF is niet constant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet plasma?

A

Plasma is verantwoordelijk voor de toevoer en afvoer van nutriënten. De voedingsstoffen bewegen vanuit het plasma naar de ISF en gaan vanaf daar de cel in en uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke factoren hebben invloed op homeostase?

A
  • Fysische indrukken (hitte, gebrek aan zuurstof)
  • Verandering in interne omgeving (te laag glucosegehalte)
  • Fysiologische stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt verandering in homeostase?

A

Onbalans wordt gedetecteerd door een receptor. De receptor stuurt informatie naar controle centrum. Dit stuurt de informatie door naar een effector. Deze effector heeft invloed op de balans en verwijdert de onbalans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een variabele?

A

Alles wat verandert en gemeten kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een set-point?

A

De optimale waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is deviatie?

A

Afwijking van het set-point

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is correctie?

A

De effector compenseert de afwijking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is negatieve feedback?

A

Negatieve feedback geeft correctie in de tegenovergestelde richting als de afwijking.

17
Q

Wat is positieve feedback? + bevalling voorbeeld

A

Positieve feedback promoot de verandering in de richting van de afwijking om verder van het set-point af te liggen. Dit gebeurt vaak alleen bij ziekte, maar er zijn ook situaties waarbij dit een gezond mechanisme is, zoals bevalling. Hoofd drukt tegen baarmoederwand aan -> hersenen stimuleren productie oxytocine -> wand trekt samen -> hoofd van baby meer samengedrukt -> meer oxytocine -> baby wordt geboren -> negatieve feedback kickt in.

18
Q

Communicatie via hormonen versus neuronen

A

Snelheid: Neuronen (1-10 ms) > hormonen (sec -> dagen)
Via: Neuronen = neurotransmitters, hormonen = klieren
Soort signaal: Neuronen = elektrisch, hormonen niet.
Specificiteit: Hormonen komen in het hele lichaam terecht, soms algemeen soms specifiek.
Duur: Neuronen = kort, hormonen = lang

19
Q

Definitie receptoren

A

Receptoren zijn lichaamsstructuren die veranderingen in een gecontroleerde situatie monitoren. De receptoren zenden input naar het controlecentrum.

20
Q

Synergistische werking

A

Wanneer feedbackmechanismen samenwerken

21
Q

Antagonistische werking

A

Wanneer feedbackmechanismen tegen elkaar werken

22
Q

Poikilotherm

A

Koudbloedig. Deze dieren investeren geen energie in het constant houden van de lichaamstemperatuur.

23
Q

Homeotherm

A

Warmbloedig. Deze dieren investeren wel energie in het constant houden van de lichaamstemperatuur.

24
Q

Welke factoren beïnvloeden de lichaamstemperatuur?

A
  • Tijd van de dag
  • Fysieke inspanning
  • Menstruatiecyclus
  • Leeftijd
25
Q

Hoe raakt warmte verloren?

A
  • Uitstralen (60%)
  • Conductief = voorwerp aanraken
  • Conventief = contact met vloeistof
  • Verdamping van zweet
26
Q

Wat produceert onze lichaamswarmte?

A
  • Spieren (25%)
  • Lever en andere buikkrampen (50%)
  • Hersenen (15%)
27
Q

Hypothermie

A

Te lage temperatuur (bv. Lange blootstelling aan koud water)

28
Q

Hyperthermie

A

Te hoge temperatuur (bv. Bij lange blootstelling aan hitte)

29
Q

Hoe wordt temperatuur gemeten?

A
  • Periferale thermische receptoren (aan de huid)

- Centrale thermische sensoren (in de kern)

30
Q

Vasoconstrictie

A

Vernauwing van de bloedvaten. Dit zorgt ervoor dat warmte beter wordt vastgehouden zodat je niet onderkoeld raakt.

31
Q

Vasodilatatie

A

Vaatverwijding. Zorgt dat je hitte kwijtraakt en je lichaam gaat zweten waardoor je afkoelt en niet oververhit raakt.

32
Q

Lichaamstemperatuur chart

A
27-29 graden = hartfibrillaties
30-34 = beperking in temperatuur regulatie
34-36 = milde hypothermie
36-38 = normaal
38-40 = hyperthermie
40-44 = hitte beroerte/breinschade
33
Q

Hyperpyrexia

A

Hyperthermie geïnduceerd door koorts

34
Q

Pyrogenen

A

Pyrogenen zijn moleculen in (endogeen) of buiten (exogeen, zoals LPS in celwand van bacterie) het lichaam die de BBB kunnen overschrijden. Pyrogenen kunnen hyperpyrexia induceren.

35
Q

COX-inhibitors

A

Koorts kan verminderd worden door het innemen van deze inhibitors. COX is verantwoordelijk voor de productie van de factoren die het set-point veranderen (PGE2). Hierdoor gaat de set-point weer meer naar de standaard setpoint toe.