Hoe Ziet De Studio Eruit? Flashcards

1
Q

Hoe ziet de studio eruit?

A

How does the studio look like?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uitgepakt

A

Unpacked

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Meevalt!

A

Like it!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Naast de driezit staat er een grote kast

A

Next to the sofa, there’s a big closet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Er is een kitchenette met toestellen en er staat een tafel met 4 stoelen

A

Theres a small kitchen stove with electrodomésticos. There’s a table with 4 chairs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Er hangen twee lusters

A

There are 2 hanging lamps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een boven de salontafelen een boven de tafel in de eethoek

A

One on top of the table of the living room and other one on top of the dinning table

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Badkamer

A

Bathroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eigenaar

A

Propietario

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijven

A

Descripción

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Er is een aparte keuken

A

There’s a kitchen apart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er staan vier stoelen

A

There are 4 chairs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er hangt een lamp (luster) in de slaaphoek

A

There’s a hanging lamp in the sleeping corner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er staan zetels voor het venster

A

There are seats in front of the window

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Er ligt een tapijt onder de eettafel

A

There’s a tapijt under the dinning table

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In de badkamer er is een douche

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Boven de salontafel hangt er een luster

A

Above the salon table hang a lamp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Naast de driezit staat er een tv-kast

A

Next to the couch there’s a tv furniture

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

In de woonkamer liggen er twee tapijten

A

In the living room there are 2 tapijten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Er is een douche in de badkamer

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Er hangt een luster boven de salontafel

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Er staat een kast naast de driezit

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Er staat een salón voor het venster

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Zoekt een gemeubelde studio in jour buurt.

A

Looks a furnitured studio in your neighborhood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Voor het venster staat er een salon
Met informatie +verbum+er..

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Er staat een salon
Er staan stoelen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Er zijn geen gordijnen voor het raam

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Boven de tweezit hangt een schilderij

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

In de slaphoek er staat een tweepersons bed met een kast met 3 deuren

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

De bad

A

The bath

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

De plant

A

Plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Het rek
De rekken

A

Closet without doors

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Het schilderij

A

Painting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

De klok

A

Clock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

In, op, naast, boven, onder, aan

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

De jas hangt aan de kapstok

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

De tafel staat in de keuken

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Het tapijt ligt onder de tafel

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Er is een aparte wc

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Er staat een kast naast de deur
Er liggen kussens op het bed
Er hanging planten aan de muur
Er staan boeken in de kast

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Slaapkamers

A

Bedrooms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Verdieping

A

Floor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Trap

A

Stairs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Lift

A

Lift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Zolder

A

Ático

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Kelder

A

Cave

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Centrale verwarming

A

Central heating

48
Q

Heb je een garage

A

Garage

49
Q

Autostaanplaats

A

Open garage

50
Q

Heb je een balkon/tuin

A

Do you have a balcony/garden

51
Q

App apartement

A
52
Q

Glvl gelijkvloers

A
53
Q

Liv living

A
54
Q

Slpk slapkamer

A
55
Q

Kan keuken

A
56
Q

Wrbg Waarborg

A

Caution ( dinero que se paga como causion)

57
Q

Ing ingericht

A

Equipada

58
Q

Toest. Toestellen

A

Electrodomesticos

59
Q

Badk. Badkamer

A

Bathroom

60
Q

C.v. Centrale verwarming

A
61
Q

Incl inclusief

A
62
Q

Internetaansluiting

A

Internet conexión

63
Q

Gemeenschappelijk

A

In common/shared

64
Q

20m2

A

20 vierkante meter

65
Q

Boven de gootsteen hangt er een kaste

A
66
Q

Gootsteen

A

Lavaplatos/ a mano

67
Q

Welke tekening past bij de keuken

A

Which drawing fits the kitchen

68
Q

Is het appartement op vrij?

A

Is this apartment free?

69
Q

Water, elektriciteit, gas is inbegrepen

A

Water, electricity gas is included

70
Q

Omg om geving

A

Environment/surroundings

71
Q

De Centrale verwarming is op mazout, op elektriciteit, op gas

A

De heating is on fuel, on electricity, on gas

72
Q

Welke kosten zijn inbegrepen
Appart bedalen

A

Which costs are included
To pay separately

73
Q

Hoeveel vaste kosten zijn er per maand?

A

Cuanto son los costos fijos por mes?

74
Q

In welke straat is het appartement

A
75
Q

Hoeveel slaapkamers zijn er

A
76
Q

Hoe ziet de keuken eruit

A
77
Q

Hoe ziet de badkamer eruit

A
78
Q

Is er een aparte wc

A
79
Q

Is er c.v.

A
80
Q

Zijn alle kosten inbegrepen?

A

Are all costs included?

81
Q

Hoeveel is de waarborg?

A

Cuanto es la garantía?

82
Q

Wanneer kan ik eens komen kijken

A

When can I come and see?

83
Q

Het dak

A

Ceiling

84
Q

Het dak

A

The ceiling

85
Q

Op welk spoor vertrekt de trein naar…

A

En que via sale el tren hacia..

86
Q

Moeten zij ergens overstappen?

A

Do they have to make an interchange somewhere?

87
Q

Zij kopen tickets heen en terug

A

They buy tickets to go and to come back

88
Q

De trein vertrekt op spoor 7

A

El tren sale de la vía 7

89
Q

De trein vertrekt om 1130 uur

A

El tren sale a las 1130

90
Q

Sina koopt een enkel ticket

A

Sina buys a single ticket

91
Q

Sina moet een kwartier wachten

A

Sina has to wait 15 min

92
Q

Vertraging

A

Delay

93
Q

Je wil weten wanneer de trein vertrekt

A

You will wait the train where it goes out

94
Q

Je wil weten wanneer de trein vertrek

A

You will wait when de train comes out

95
Q

Je wil weten of je onderweg een tweede trein moet nemen

A

You will wait or overtake a second train

96
Q

Welke bus moet ik nemen voor het ziekenhuis
Je weet niet welke bus je moet nemen voor het ziekenhuis

A
97
Q

Stopt u aan het ziekenhuis
Je wil weten of de bus aan het ziekenhuis stopt

A
98
Q

Waar moet ik afstappen voor het ziekenhuis
Je will weten waar Je moet afstappen voor het ziekenhuis

A
99
Q

Kunt u mij verwittigen (warn me)
Je wil dat de chauffeur zegt wanneer Je moet afstappen voor het ziekenhuis

A
100
Q

Hoe laat vertrekt de bus naar het ziekenhuis

A
101
Q

Hoe laat vertrekt de trein

A
102
Q

Op welk spoor vertrekt de trein

A
103
Q

Hoe lang moet ik daar watchen

A
104
Q

Aan de Halte

A

Bus stop

105
Q

Het spoor
De sporen

A
106
Q

Het station de stations

A
107
Q

Nemen
(Hebben) genomen

A
108
Q

Een ticket naar… enkel
Een ticket naar…heen en terug

A
109
Q

Op welk spoor vertrekt de trein naar…

A
110
Q

Hoe laat vertrekt de trein naar..

A
111
Q

Moet ik ergens overstappen

A
112
Q

Hoe lang moet ik wachten

A
113
Q

Welke bus moet ik nemen voor..

A
114
Q

Hoe laat vertekt de bus naar..

A
115
Q

Stopt u aan…

A

Do you stop at..

116
Q

Waar moet ik afstappen voor..

A

Where should i stop to.

117
Q

Kunt u mij verwittigen?

A

Can you warn me?