hfdst 3 validiteit en betrouwbaarheid Flashcards
Tiramisumoord
polygraaf/ leugendetector
termen in de rechtbank
betrouwbaarheid: = validiteit, kloppen de verklaringen met wat hij/ zij meegemaakt heeft.
consistentie: zijn de details gelijk op tijdstip 1 van de ondervraging met de 2e tijdstip?
accuraatheid:
volledigheid: aantal details
inconsistente verklaringen hoeven niet accuraat te zijn
incomplete verklaringen kunnen accuraat zijn
wat je meemaakt is niet hetzelfde als wat je verklaart, je kunt dingen vergeten
Pseudo-herinneringen
Herinnering van een gebeurtenis/ detail dat niet plaats vond
3 geheugen stadia
1 codering/ inprenting
2 elaboratie/ opslaan
3 toegang/ ophalen
werkgeheugen/ kortetermijngeheugen
fonologsich, visueel en episodisch
langetermijngeheugen
impliciet vs expliciet - semantisch - episodisch
impliciet geheugen
procedureel –> motorisch vb veters strikken
semantisch geheugen
deel van expliciet geheugen
bewuste feiten vb alfabet
episodisch/ autobiografisch geheugen
deel van expliciet geheugen
wat je meemaakt
vb wat je vanmorgen gegeten hebt
anterograad geheugenverlies/ amnesie
het onvermogen om nieuwe herinneringen te vormen
principes van het geheugen
level of processing
context- dependent learning
level of processing
- shallow processing: vb hoeveel keer komt ‘r’ voor in het woord charismatisch
- deep processing: vb hoe goed past het woord charismatisch bij jou
context- dependent learning
geheugen beter als je een herinnering opgehaald in de zelfde context als waar je de herinnering hebt gekregen
EXP: duikers en woorden
decay
informatie/ herinneringen gaan verloren