hfdst 3 validiteit en betrouwbaarheid Flashcards

1
Q

Tiramisumoord

A

polygraaf/ leugendetector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

termen in de rechtbank

A

betrouwbaarheid: = validiteit, kloppen de verklaringen met wat hij/ zij meegemaakt heeft.
consistentie: zijn de details gelijk op tijdstip 1 van de ondervraging met de 2e tijdstip?
accuraatheid:
volledigheid: aantal details

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

inconsistente verklaringen hoeven niet accuraat te zijn

incomplete verklaringen kunnen accuraat zijn

A

wat je meemaakt is niet hetzelfde als wat je verklaart, je kunt dingen vergeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pseudo-herinneringen

A

Herinnering van een gebeurtenis/ detail dat niet plaats vond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 geheugen stadia

A

1 codering/ inprenting
2 elaboratie/ opslaan
3 toegang/ ophalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

werkgeheugen/ kortetermijngeheugen

A

fonologsich, visueel en episodisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

langetermijngeheugen

A

impliciet vs expliciet - semantisch - episodisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

impliciet geheugen

A

procedureel –> motorisch vb veters strikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

semantisch geheugen

A

deel van expliciet geheugen

bewuste feiten vb alfabet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

episodisch/ autobiografisch geheugen

A

deel van expliciet geheugen
wat je meemaakt
vb wat je vanmorgen gegeten hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

anterograad geheugenverlies/ amnesie

A

het onvermogen om nieuwe herinneringen te vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

principes van het geheugen

A

level of processing

context- dependent learning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

level of processing

A
  • shallow processing: vb hoeveel keer komt ‘r’ voor in het woord charismatisch
  • deep processing: vb hoe goed past het woord charismatisch bij jou
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

context- dependent learning

A

geheugen beter als je een herinnering opgehaald in de zelfde context als waar je de herinnering hebt gekregen
EXP: duikers en woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

decay

A

informatie/ herinneringen gaan verloren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

interferentie

A

herinneringen interfereren met elkaar

17
Q

infantiele amnesie

A

geen herinneringen kunnen ophalen voor je 3e levensjaar

18
Q

verdringing ( niet wetenschappelijk ondersteund )

A

door trauma herinneringen naar het onbewuste deel gebracht

19
Q

vergeetcurve

A

heel veel vergeten in het begin, maar dan loopt het gelijk

20
Q

de oude pekela zaak

A

kinderen misbruikt door een groep satanische clowns

jongetje bloedsporen anus: huisarts stelde suggestieve vragen–> zo tot conclusie gekomen bij clowns maar klopte niet

21
Q

Jakarta international school

A

kinderen claimden misbruikt te zijn

5j voor deze zaak was er een zaak waarbij een leerkracht gevonden werd met kinderporno op zijn usb

op ene dag gedraagt een kindje raar, moeder ervan legt link met zaak ervoor: door suggestieve vragen kind gezegd misbruikt te zijn.

22
Q

misinformatie

A

vb fakenews
EXP: stopteken en voorrangsteken
EXP: kinderen en aantal kledingstukken afgedaan van pop

23
Q

implantatiemethode

A
24
Q

negatieve suggesties leiden sneller tot pseudoherinneringen

A
25
Q

2 theorieën ontstaan pseudoherinneringen

A
  1. Fuzzy trace theory -Brainerd en Reyna

2. Associatieve activation theorie -Otgaar

26
Q

Fuzzy tracetheorie

verbatin en gist

A

je maakt iets mee: 2 geheugensporen

  • verbatin: specifieke details vd gebeurtenis
  • gist: semantiek van de gebeurtenis

–>speudoherinneringn ontstaan door het ophalen van GIST-GEHEUGENSPOREN idee dat volwassenen beter gist-geheugensporen ophalen dan kinderen, want meer kennis

–> volwassenen vatbaarder voor pseudoherinneringen dan kinderen? volgens theorie wel maar praktijk niet

27
Q

associatieve activation theory -otgaar

A

als we iets meemaken kan een herinnering een andere herinnering activeren = spreading activation

volwassenen hebben meer en sneller spreading activaton dus vatbaarder?