Het cytoplasma en het celmembraan Flashcards
Uit wat bestaat het cytoplasma?
Uit een geleiachtige vloeistof, waarin een aantal celstructuren voorkomen.
Hoe heet de geleiachtige vloeistof in het cytoplasma?
Het cytosol
Uit wat bestaat het cytosol?
Voor het grootste deel uit water. Ook uitkoolstofverbindingen, proteïnen, sachariden, lipiden en nucleïnezuren.
Door wat is het cytoplasma van alle cellen omsloten?
Door een celmembraan.
Uit wat is het celmembraan opgebouwd?
Uit een lipidendubbellaag van fosfolipiden en cholesterol.
Wat komt er voor tussen de lipiden van het celmembraan?
Proteïnen en cholesterol.
Wat zijn andere woorden voor het celmembraan?
Het plasmamembraan en het eenheidsmembraan.
Het celmembraan bevat twee soorten proteïnen… Welke twee?
De perifere proteïnen en de transmembraanproteïnen.
Hoe liggen de perifere proteïnen in het celmembraan?
Ze drijven op de dubbellaag.
Hoe liggen de transmembraanproteïnen in het celmembraan?
Ze steken volledig door de dubbellaag.
Wat kunnen er aan de extracellulaire kant van het celmembraan nog voorkomen?
Sacharidenketens.
Deze steken dan uit het membraanoppervlak.
Hoe noemen we de lipiden en proteïnen waar sacharidenketens op liggen?
Glycolipiden en glycoproteïnen.
Hoe zien fosfolipiden eruit?
Ze hebben een gevorkte staart die hydrofoob is. En een hydrofiele kop.
Wat betekent hydrofoob?
Water afstotend.
Wat is hydrofiel?
Waterminnend.
Wat zijn de drie eigenschappen van het celmembraan?
Ze zijn flexibel, zelfsluitend en selectief doorlaatbaar.
Door wat wordt de soepelheid van het celmembraan bij dierlijke cellen bepaald?
Door de cholesterolmoleculen.
Voor wat zorgt de cholesterol?
Het zorgt mee voor de vloeibaarheid en flexibelheid van het celmembraan.
Wat zijn 2 functies van het celmembraan?
Het omsluit en isoleert de celinhoud. En het laat selectief stoffen door.
Bij welke twee dingen speelt het celmembraan een rol?
Bij het herkennen van stoffen buiten de cel. En in de communicatie met andere cellen.
Welke rol kunnen de transmembraanproteïnen hebben in het selectief doorlaten van stoffen?
Ze kunnen poriën of kanalen vormen.
Waarom spelen sacharidenketens een rol in de communicatie met andere cellen.
Omdat ze elk celtype een kenmerkende structuur geven.