herhaling Flashcards

1
Q

Wat zijn de psychosociale fases volgens de theorie van Erikson?

A

Elke levensfase wordt gekenmerkt door een psychosociaal conflict dat leidt tot psychische groei of negatieve gevolgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het psychosociale conflict van de babyfase (0-1 jaar)?

A

Vertrouwen vs wantrouwen

Slecht: baby ontvangt niet consistent liefde en zorg, wat leidt tot een diep gevoel van wantrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het psychosociale conflict van de peuterfase (1-3 jaar)?

A

Zelfstandigheid vs schaamte/twijfel

Slecht: geen kans krijgen om onafhankelijkheid te ontwikkelen, wat leidt tot schaamte of twijfel over eigen capaciteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het psychosociale conflict van de kleuterfase (3-6 jaar)?

A

Initiatief vs schuld

Slecht: ontmoedigd worden of gestraft worden voor acties leidt tot schuldgevoelens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het psychosociale conflict van de schoolkindfase (6-12 jaar)?

A

Activiteit vs minderwaardigheid

Slecht: zich niet competent voelen of falen in vergelijking met anderen leidt tot een gevoel van minderwaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke stadia van fysieke ontwikkeling zijn er voor baby’s en geef een bijbehorende spelvorm?

A

0-3 maanden: Kijkstadium - mobiele speeltjes
4-6 maanden: Grijpstadium - babygym
7-9 maanden: Zitstadium - stapelringen, duplo
10-12 maanden: Kruipstadium - ballen, opklimmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef een voorbeeld van een cognitieve handeling voor de babyfase (0-1 maand).

A

Automatische reactie op prikkel: zuigen aan een fopspeen of fles.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de drie verschillende soorten hechting?

A
  • Veilige hechting: gezond zelfvertrouwen, durven op exploratie gaan
  • Angstige hechting: vastklampend, boos worden als er iets misgaat
  • Vermijdende hechting: afstand houden, weinig emotie als ouders weggaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef drie voorbeelden van fijne motoriek bij peuters.

A
  • Met een lepel eten
  • Blokken stapelen
  • Potlood krabbelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef drie voorbeelden van grove motoriek bij peuters.

A
  • Tegen een bal schoppen
  • Achteruitlopen
  • Voorwerpen dragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een voorbeeld van taalontwikkeling bij peuters van 1-1,5 jaar?

A

Eerste woordjes en eenwoordzinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom reageren peuters koppig?

A

Ze botsten met de wil van ouders en kunnen hun gevoelens nog niet onder woorden brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef drie voorbeelden van geschikte activiteiten voor kleuters.

A
  • Speeltuin bezoeken
  • Zwemmen
  • Fietsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn vier kenmerken van het denken van een kleuter?

A
  • Fantasie
  • Doe-alsof spel
  • Waarom-vragen
  • Magisch denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef een goed voorbeeld van het conflict van Erikson bij kleuters.

A

Kind aanmoedigen om activiteiten te starten, vriendjes te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de relatie tussen fysieke ontwikkeling en socio-emotionele ontwikkeling bij schoolkinderen?

A

Bepaalt de plaats van het kind in de groep en vormt deel uit van de identiteit.

17
Q

Geef drie nieuwe denkmogelijkheden bij schoolkinderen.

A
  • Classificeren
  • Conservatie
  • Inlevingsvermogen
18
Q

Wat zijn vijf aspecten van de ontwikkeling van het zelfbeeld bij schoolkinderen?

A
  • School
  • Sociale aanvaarding
  • Uiterlijk
  • Atletische prestaties
  • Gedrag