HC6 lokale groeistoornissen Flashcards

1
Q

Benoem drie groeistoornissen

A
  1. hypertofie
  2. hyperplasie
  3. atrofie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is dermatologie?

A

medisch specialisme dat zich bezighoudt met huidziekte aan huid, nagels en haar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de veroorzaker van gordelroos?

A

varicella zoster virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe word gordelroos ook nog genoemd?

A

herpes zoster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn efflorescenties?

A

elementen waaruit huidaandoeningen zijn opgebouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar bestaat het voordek onder bij de inspectie bij huidaandoeningen?

A
V-vorm plek
0- omtrek (begrenzing)
0-omvang
R-rangschikking
D- deel
E- efflorescentie (erupties of laesies)
K-kleur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 4 voorbeelden van maculas

A
  • cafe-au-lait-macula
  • vitiligo
  • sproetjes
  • melasma (zwangerschapsmasker)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een neurofibromatosis type 1?

A
  • 6 of meer café au lait maculae
  • erfelijk
  • vanaf het zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een papula/papilla?

A

kleine oppervlakkige verhevenheid, de verhevenheid is niet wegdrukbaar en bevat geen vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 4 voorbeelden van papilla/papula?

A
  • acne
  • melanoom
  • wrat
  • giant papillarie conjunctivitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een vesicula?

A

holte in de opperhuid, gevuld met helder vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem twee voorbeelden van een vesicula.

A
  1. herpes simplex

2. herpes zoster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kenmerken macula?

A

plat en kleurverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerken papula/papila?

A

verheven, massief en scherp omrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken vesicula?

A

vleoistof en transparant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen een tuber en een tumor?

A

tuber is een knobbel kleiner dan 1 cm. een tumor is een zwelling groter dan 1 cm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een cyste?

A

holte afgelijnd door epitheel gevuld met vloeistof of semi-vaste stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een pustula?

A

holte gevuld met vloeistof en purulent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar bestaat pus vooral uit?

A

dode witte bloedcellen, bacteriën, en soms resten van necrotisch weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een chalazion?

A

verstopping van kliertje van meiboom, holte afgelijnd door epitheel gevuld met vloeistof of semi-vaste stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bij welke patiënten komt een chalazion vaker voor?

A

rosacea (huidaandoening) en blepharitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke klier is verstopt bij een hordeolum intern?

A

klier van Meibom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke klier is verstopt bij een hordeolum extern?

A

klier van Zeis of Moll

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Symptomen hordeolum?

A

rood en gevoelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
symptomen chalazion?
hard en ongevoelig
26
Wat is hypertrofie?
cel grootte neemt toe
27
Wat is een hyperplasie?
de cellen nemen toe
28
Wat is een fysiologische aanpassing?
hypertrofie van de spier door training, hyperplasie van borsten in puberteit
29
Wat voor soort celgroei heb je bij een giant papillary conjuncticitis?
hypertrofie
30
Wat is atrofie?
afname in volume door kleiner worden van de cel en/of afname in aantal cellen
31
Wat zijn de gevolgen van immobilisatie?
- aantal myofibrillen neemt af - dunnere spiervezels - dunnere spier
32
Wat is apoptose?
de tegenhanger van mitose. oftewel cel afbraak
33
Wat ruimt de apoptotische cellen op?
witte bloedcel (macrofaag), wordt netjes opgeruimd en er ontstaat geen ontsteking.
34
Wat is autofagie?
katabool proces waarbij eigen celcomponenten door middel van lysosomale machines worden afgebroken
35
Wat is ischemie?
onvoldoende doorbloeding
36
Wat is een hypoxie?
onvoldoende zuurstof
37
Wat is necrose?
cellen die rommelig sterven
38
Welke vier plekken in de cel zijn van belang bij celschade en celdood?
1. mitohondria 2. plasmamembraan 3. ion-kanalen in de membranen van de cel 4. cytoskelet
39
Hoe kan het dat een cel opzwelt?
geen zuurstof --> dus geen atp --> natrium/kalium pomp werkt niet. Natrium trekt meer water aan dan kalium, hierdoor wordt er meer water de cel ingetrokken en zwelt de cel op.
40
kan de cel zich weer herstellen bij een grote celbeschadiging?
ja het is een omkeerbaar effect, als er maar weer voldoende zuurstof inkomt.
41
Wanneer is het het eindstadium van een cel?
ca2+ komt de cel binnen. --> het cytoskelet vervormt --> blebbing van de cel --> necrose
42
Wat voor stoffen geven de witte bloedcellen af?
stoffen die dodelijk zijn voor pathogenen, maar ook voor lichaamscellen.
43
Wat is necrotisch weefsel?
weefsel dat sterft
44
Hoe kan je een apoptose onderscheiden van een necrose?
Bij een apoptose krimpt de cel. en bij een necrose zwelt hij op
45
Wat is metaplasie?
Het trilhaarepitheel wordt vervangen door plaveiselepitheel
46
Wat is dysplasie?
voorloper van kanker
47
Wat is een carcinoom (dysplasie in situ)?
een kwaadaardig gezwel dat nog niet infiltratief is gegroeid of gemetastaseerd is.
48
Wat is kanker?
infiltratief en metastase
49
Wat is pap 1?
normaal celbeeld
50
Wat is pap 2?
kleine afwijkingen
51
Wat is pap 3a?
geringe of matige dysplasie
52
Wat is pap 3b?
een ernstige dysplasie
53
Wat is een pap 4?
mogelijk carcinoma in situ
54
Wat is pap 5?
kankercellen in het uitstrijkje
55
Wat is een neoplasmata?
ongecontroleerde lokale groeistoornissen
56
Wat is een tumor?
plaatselijke woekering van weefsel
57
Wat is het verschil tussen een tumor en een hypertrofie/hyperplasie?
tumor is een ongecontroleerde celgroei
58
Wat is een gecontroleerde groei?
aanpassing op stimulus van buiten de cel. Weghalen van stimulus zorgt voor regressie
59
Wat is een ongecontroleerde groei?
groeien zelfstandig, geen stimulus nodig
60
Wat is benigne neoplasmata?
huid blijft intact, uitdijende groei (kan ook andere weefsels beschadigen)
61
Wat is malingne neoplasmata?
invasieve groei, kapotte huid, necrose
62
Wat zijn benigne neoplasmata's?
- ouderdomswrat - naevus - hemangiomen - neurofibromatose type 1
63
Wat zijn hemangiomen?
goedaardige woekeringen van bloedvaten
64
Wat is een verruca seborroica?
ouderdomswrat
65
Wat is een naevus?
moedervlek, vaak benigne
66
Waaruit bestaat de tunica intima?
endotheel
67
Wat voor tumoren zijn haemangiomen?
pediatrische tumoren
68
Wanneer word een hemangioom geopereerd?
- zweren - voortdurend bloedt - het zien, ademhaling of voeding beinvloedt
69
Wat is de behandeling van een hemangioom?
- slikken corticosteroïden - corticosteroïden geïnjecteerd in het hemangioom - interferon injecties - laserbehandeling - chirurgische verwijdering
70
Wat is neurofibromatose type 1?
- mutatie Nf1-gen | - eiwit neurofibromine foutief aangemaakt --> ongeremde celgroei
71
Waar kan je neurofirbomatose type 1 aan herkennen?
- neurofibromen - scoliose - botafwijkingen - cafe-au-lait-vlekken - lisch noduli - tumor N. opticus
72
Wat zijn neurofibromen?
goedaardige tumoren in verschillende lagen van de huid
73
Wat is lisch-noduli?
kleine gepigmenteerde hamartomen in iris
74
Wat is een choroidale hamartomen?
neuronale en melanocytische componenten. meestal posterior
75
Noem de 4 dingen die fout kunnen gaan bij een maligne.
1. receptor fout 2. adenylcyclaat is fout 3. hoeveelheid groeifactor is sterk verhoogd 4. aantal receptoren is verhoogd
76
Wat is cadherine?
eiwit wat verantwoordelijk is voor cel tot cel contact
77
5 dingen waaraan je een melanoom kan herkennen?
1. asymmetrische vorm 2. border, grens 3. color , kleur 4. diameter groter dan 6 mm 5. evolutie, groei