HC1 inleiding pathologie en ziekteoorzaken Flashcards

1
Q

Wat is de benigne naevus?

A

tussen de 50 en 60% van alle melanomen ontstaan uit of vlak naast de beninge naevi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een dysplastische naevi?

A

een naevus met een histologisch tekenen van onrust, maar onvoldoende criteria om te spreken van een melanoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de radiale groeifase?

A

fase waarbij de melanocyten prolifereren in de epidermis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de verticale groeifase?

A

de melanoomcellen gaan invasieve kenmerken vertonen, en de onderliggende dermale laag penetreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een metastase melanoom?

A

ongeveer 20% van alle melanomen zaaien uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is neuropathie?

A

compressie van de n. opticus, er ontstaan bewegingsbeperkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is en hypertrofie?

A

afwijkende oogstand. Het oog is in depressie in vergelijking met de andere wanneer de patiënt recht vooruit kijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent hypertrofie op cellulair niveau?

A

de cel neemt meer water en bouwstoffen op. –> toename volume (aantal cellen neemt niet toe).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is angiogenese?

A

vorming van nieuwe bloedvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is pathologie?

A

ziekteleer, je onderzoekt oorzaken en mechanismen voor het ontstaan ervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is etiologie?

A

oorzaken van een pathologisch proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een differentiaaldiagnose?

A

proces van eliminatie en bestaande uit 5 stappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

stap 1 differentiaaldiagnose?

A
  1. wat zijn de symptomen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stap 2 differentiaaldiagnose?

A
  1. wat is de meest waarschijnlijke diagnose?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stap 3 differentiaaldiagnose?

A
  1. geef alle mogelijk diagnoses die passen bij de symptomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stap 4 differentiaaldiagnose?

A
  1. zet de mogelijke diagnoses op vorm van ernst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

stap 5 differentiaaldiagnose?

A
  1. elimineer de mogelijke aandoeningen, te beginnen bij de ergste.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is positieve gezondheid?

A

vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. (huber)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat betekent idiopathische etiologie?

A

oorzaak is niet bekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is exogeen?

A

uitwendige ziekteoorzaak/ omgeving leefstijl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is endogeen?

A

inwendige ziekteoorzaak/persoonsgebonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Benoem de 4 groepen exogene ziekteoorzaken?

A
  1. fysisch
  2. chemisch
  3. biologisch
  4. voeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Benoem de 4 groepen endogene ziekteoorzaken?

A
  1. genetisch
  2. metabolisme
  3. cellulair
  4. structureel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

fysisch?

A

botbreuk, kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

chemisch?

A

longkanker door tabak

26
Q

biologisch?

A

infecties. AIDS & HIV

27
Q

voeding?

A

ondervoeding, sommige vormen van kanker

28
Q

genetisch?

A

syndroom van Usher, ziekte van Stargardt

29
Q

metabolisme?

A

diabetes mellitus

30
Q

cellulair?

A

graves, alzheimer

31
Q

structureel?

A

congenitaal, verworven

32
Q

Wat is een proto- oncogeen?

A

normaal gen dat betrokken is bij celproliferatie of overleving.

33
Q

Wat gebeurt er bij een mutatie?

A

proto-oncogeen is veranderd in een oncogeen.

34
Q

Wat is een teratogeen?

A

een stof of ziekte die bij de foetus afwijkingen kan veroorzaken als de moeder tijdens de zwangerschap met de stof in aanraking komt, inademt of inneemt, dan wel de ziekte doormaakt.

35
Q

Wat is het foetaal alcoholsyndroom?

A

ontstaat doordat de baby slechte stoffen krijgt. alcohol, roken enz.

36
Q

benoem de problemen die veel voorkomen bij kinderen met FAS.

A
  • psychisch
  • schoolverlating
  • aanvaring justitie
  • seksuele afwijkingen
  • alcohol/drugsprobleem
37
Q

Hoofdkenmerken FAS?

A
  • smalle fissura palpebrae
  • glas filtrum
  • dunne bovenlip
38
Q

secundaire kenmerken?

A
  • kleine schedel
  • lange neusbrug
  • epicanthusplooi
  • kleine oorafwijkingen
  • micrognathie (kleine onderkaak)
39
Q

Noem 7 aangeboren afwijkingen.

A
  1. vergiftiging foetus
  2. medicijngebruik
  3. vitaminetekort
  4. invloeden van de omgeving
  5. infectieziekte
  6. zuurstofgebrek
  7. trauma
40
Q

Wat gebeurt er als een moeder thalidomide slikt tijdens de zwangerschap?

A

defecten voor de groei van de ledematen

41
Q

Wat is de ziekte van Stargardt?

A

meest voorkomende vorm van erfelijke MD. de kegeltjes worden aangetast. autosomaal recessieve overerving.

42
Q

Wat gebeurt er met een FAG?

A

de bloedvaten van de retina en de erachter liggende chorioidea in het oog worden met deze contrastvloeistof beter zichtbaar.

43
Q

Wat is er bij de ziekte van Stargardt vooral verdwenen?

A

een groot deel van de RPE laag.

44
Q

noem de reden dat bij de ziekte van Stargardt de RPE verdwijnt.

A

defect gen, hierdoor kunnen ze hun afval niet kwijt, afval hoopt zich op en daardoor zijn er gele vlekjes.

45
Q

Waaruit bestaat rodopsine?

A

retinal (molecuul) & opsine (eiwit)

46
Q

Waar zit het pigment van de kegeltjes bij rodopsine?

A

in de membranen van de schijfjes

47
Q

noem de twee stappen van rodopsine

A
  1. bleking van het pigment

2. regeneratie van het pigment

48
Q

Wat gebeurt er bij bleking van het pigment?

A

licht wordt geabsorbeerd. 11-cis-retinal –> trans- retinal

49
Q

Wat gebeurt er bij regeneratie van het pigment?

A

enzymen vormen trans-retinal –> 11-cis-retinal in de RPE laag. ATP!

50
Q

Waar vind het recyclen plaats van vitamine A

A

RPE laag

51
Q

Wat is een hypopyon?

A

ontsteking waarbij de witte bloedcellen voorin in de oogkamer zijn opgehoopt

52
Q

Wat is prematuren retinopathie?

A

vroeg geboren kinderen krijgen o2. De bloedvaten denken hierdoor dat ze zijn uitgegroeid. wanneer er geen o2 meer is gaan de bloedvaten wel weer groeien en kunnen er beschadigingen ontstaan.

53
Q

Wat zei hippocratus?

A

ziekte is een natuurlijke oorzaak i.p.v bovennatuurlijk.

54
Q

Wat is gezondheid?

A

toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken.

55
Q

Wat is de samenhang tussen pathologisch en fysiologisch?

A

bij pathologie heb je de fysiologie nodig om een ziekte te begrijpen. fysiologisch is de celdeling.

56
Q

Wanneer ontstaat er teratogeen?

A

factoren in de leefstijl waarbij je de foetus kan vergiftigen.

57
Q

Wat zijn gezondheidsbevorderende factoren?

A
  • voeding
  • voldoende kleding
  • voldoende lichaamsbeweging
  • goed omgaan met lichamelijke en geestelijke belasting
  • op tijd rust nemen
  • ontwijken van schadelijke invloed uit de omgeving
  • infecties voorkomen
58
Q

“Hoger opgeleiden leven langer en gezonder” wat is daar de rede achter?

A

Lager opgeleiden

  • zwaarder beroep
  • roken meer
  • drinken meer alcohol
  • eten ongezonder
59
Q

Wat kunnen kinderen met FAS krijgen?

A
  • psychische klachten
  • schoolverlating
  • aanvaring met justitie, gevangenisstraf
  • psygichiatrische opname
  • seksuele afwijkng
  • alcohol en drugsproblemen
60
Q

Wat is positieve gezondheid?

A

Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren n het licht van emotionelen, fysieke en sociale uitdagingen in het leven