HC6 Flashcards
Voor passende interventies voor cyberdaders van cybercriminaliteit in enge zin wordt gekeken naar welke drie perspectieven? Waar focussen deze benaderingen zich vooral op?
- De rationelekeuzebenadering
- De Risk-Needs-Responsivity-benadering (RNR)
- De desistance-benadering
Deze perspectieven focussen zich op de motieven en risico- en beschermende factoren die een rol spelen bij daderschap.
Waar gaan deze perspectieven vanuit, wat staat er centraal bij de drie perspectieven?
- Rationelekeuzebenadering: Deze gaat ervan uit dat daders een kosten-batenafweging maken voordat zij overgaan tot het plegen van criminaliteit. De kostenbatenratio ligt ten grondslag aan zowel de klassieke theorie van afschrikking als de gelegenheidsbeanadering.
- Risk-Needs-Responisivity-benadering: Dit wordt ook wel de What Works benadering genoemd. Deze benadering gaat er van uit dat om effectief te zijn interventies rekening dienen te houden met het risico op recidive, de aanwezige dynamische risicofactoren en de responsiviteit ofwel ontvankelijkheid van de betrokkene voor de aangeboden interventie. Deze benadering is ontstaan als reactie op de rationelekeuzebenadering. Alleen afschrikking werkt niet voor een calculerende dader. Door risicofactoren, criminogene behoeften en responsiviteit centraal te stellen beoogt de RNR-benadering een betere bijdrage te leveren aan de resocialisatie van daders.
- Desistance-benadering: Deze benadering beschouwt het stoppen met criminaliteit (desistance) als een dynamisch proces van identiteitsverandering dat verloopt met vallen en opstaan, zodat aansluiting moet worden gezocht bij waar de dader zich in dit proces bevindt. Deze benadering is ontstaan vanuit kritiek op de RNR-benadering vanwege de nadruk op interventieprogramma’s en behandeling van criminogene factoren. In de desistance-benadering, die o.a. wordt vormgegeven door de Good Lives Model ligt de nadruk niet zozeer op behandeling, maar op het faciliteren van en ondersteunen bij het dynamische proces van stoppen met criminaliteit. De aanname is dat de persoon zelf de verandering in gang moet zetten, maar daartoe wel gestimuleerd moet worden, waartoe interventies kunnen bijdragen.
Wat zijn de twee belangrijke beperkingen aan de huidige literatuur over interventies voor cyberdaders?
- Onderzoek is grotendeels ofwel beschrijvend van aard, waaronder over opgelegde strafsoorten en -hoogten bij cybercriminaliteit, ofwel theoretisch van aard, bv. door de potentiële effectiviteit van interventies te analyseren. Empirisch bewijs over de effectiviteit is tot op heden schaars.
- De weinige empirische studies hebben vaak van een kleine onderzoekspopulatie gebruik gemaakt en dat zijn veelal uitsluitend hackers. Over interventies voor andere typen cyberdaders, zoals daders die zich bezighouden met phishing, ddos-aanvallen of ransomware-aanvallen, is betrekkelijk weinig kennis voorhanden.
Bij de rationelekeuzebenadering wordt criminaliteit gepleegd wanneer de baten de kosten overstijgen. De nadruk van preventie ligt op het verminderen van de gelegenheid tot het plegen van delicten en het beïnvloeden van de daarmee verbonden keuze of motivatie van de dader. Clarke en Felson hebben een specifiek model voor situationele criminaliteitspreventie ontwikkeld, waarin zij een vijftal hoofdstrategieën onderscheiden. Welke zijn dit?
- Het risico verhogen
- De moeite verhogen
- De opbrengsten verlagen
- Het verminderen van provocaties
- Het reduceren van mogelijkheden voor excuses.
Welke elementen van straf hebben invloed op de mate van afschrikking?
De zekerheid (certainty), zwaarte (severity) en snelheid (swiftness).
Hoe groter de zekerheid, zwaarte en snelheid van de straf, hoe lager de criminaliteit.
De vraag is of strafrechtelijke reactie op cybercriminaliteit aan deze criteria van afschrikking voldoen en of deze cyberdaders voldoende worden afgeschrokken. In hoeverre is dit het geval?
- De pakkans is niet alleen daadwerkelijk laag, maar wordt ook als laag ingeschat door potentiële daders. De gepercipieerde pakkans kan verhoogd worden door enerzijds het verbeteren van de opsporingscapaciteiten en anderzijds meer te communiceren over de capaciteiten van de politie en cyberacties die uitgevoerd worden.
- Naast een zekere reactie, blijft ook een snelle reactie regelmatig uit. Het opsporingsonderzoek neemt bij cybercriminaliteit relatief veel tijd in beslag zodat het soms jaren duurt voordat de politie een verdachte in beeld heeft en er mogelijk een sanctie volgt. Dit heeft te maken met gebrek aan kennis en capaciteit, het internationale karakter van cybercriminaliteit en de vluchtigheid van digitale gegevens die het veiligstellen van bewijs bemoeilijkt.
- Er bestaat discussie over wat een proportionele reactie is op cybercriminaliteit. Hoewel de impact bij cybercriminaliteit heel groot kan zijn, is het niet altijd mogelijk om de omvang, het aantal slachtoffers of de schade vast te stellen. Er moet een balans worden gevonden tussen zware straffen met voldoende generale en specifieke afschrikking voor gevallen waarbij op grote schaal schade is aangericht en mildere straffen voor jeugdigen en first offenders.
Al met al, het is niet heel afschrikwekkend.
Welke reactieve en preventieve interventies zijn die aansluiten bij de rationelekeuzebenadering?
Reactief:
- Gevangenisstraf
- Financiële sancties
Preventief:
- Waarschuwingsgesprek
- Online policing
- Voorlichting op scholen
Volgens de rationelekeuzebenadering is gevangenisstraf voor jeugdige cyberdaders een goed idee?
- Op jeugdige first offenders kan een aanhouding of voorarrest veel indruk maken, waardoor er voldoende afschrikwekkend effect is
- Tegelijkertijd wordt er verwacht dat reguliere straffen zoals de gevangenisstraf onvoldoende aansluiten bij criminogene behoeften en de responsiviteit van jeugdige cyberdaders en dat alternatieve interventies zoals een leerstraf of Hack_Right nodig zijn
- Tenslotte bestaat het risico dat cyberdaders nieuwe criminele connecties opdoen in de gevangenis of gerekruteerd worden door leden van criminele organisaties
Ook financiële sancties zijn reactieve interventies die aansluiten bij de rationelekeuzebenadering. Wat is een reden om geen financiële sanctie op te leggen?
Daders zijn niet altijd in staat om het boete- of schadebedrag te betalen, dit kan ertoe leiden dat zij met een financiële last opgescheept zitten, wat belemmerend kan werken voor het proces van desistance. Het criminele verleden blijft het dan achtervolgen en hindert hen om een prosociaal bestaan op te bouwen. Daarnaast is het verhalen van schade mede afhankelijk van het indienen van een schadevergoedingsverzoek. Slachtoffers van cybercriminaliteit vorderen niet altijd een schadevergoeding, omdat niet alle slachtoffers weten dat ze schade hebben geleden of omdat ze negatieve publiciteit (bedrijf) willen vermijden
Een preventieve interventie die aansluiten bij de rationelekeuzebenadering is waarschuwingsgesprek, ookwel Knock and talk of cease and desist genoemd. Wat houdt dit in? Werkt het?
De politie gaat in gesprek met (potentiële) verdachten over de strafbaarheid van hun gedrag en de potentiële gevolgen daarvan. Het doel is om af te schrikken door het signaal af te geven dat de politie toezicht houdt en dat daders minder anoniem zijn dan ze denken. In het geval van jongeren wordt ook in gesprek gegaan met de ouders, die naar aanleiding van een dergelijk gesprek bv. meer toezicht houden op hun kind.
De mate waarin potentiële daders denken dat formeel en informeel toezicht mogelijk is, is van invloed op de kans dat ze cyberdelicten plegen. Hierbij lijken informele sancties en negatieve reacties door sociale relaties belangrijker dan de kans op formele straffen, wat het belang van het betrekken van de ouder benadrukt.
Verder wordt door middel van een waarschuwingsgesprek ook bewustwording gecreëerd ten aanzien van de risico’s en gevolgen van online gedrag. Dit kan leiden tot een andere kosten-batenafweging en kan mogelijke excuses wegnemen, waarmee deze interventie zowel aansluit bij de rationelekeuzetheorie als bij situationele criminaliteitspreventie.
Ook maken deze gespreken het mogelijk om in een vroeg stadium in te grijpen zonder dat potentiële daders in een strafrechtelijk traject terechtkomen, zodat consequenties die nadelig zijn voor het desistance-proces, uitblijven.
Online policing is een andere preventieve interventie die aansluit bij de rationelekeuzebenadering. Welke typen online policing zijn er? In hoeverre werkt het?
De online aanwezigheid van politie is niet alleen van groot belang voor opsporingswerk, maar ook, vanwege de lage pakkans, voor de bewustwording, preventie en cyberveiligheid. Politieagenten kunnen bv. online aanwezig zijn op forums en in games om daar mensen aan te spreken op hun gedrag en hen te informeren voer de mogelijkheden om ICT-vaardigheden op een legale manier in te zetten.
Een andere manier van online policing is het plaatsen van digitale waarschuwingsberichten op websites, ook wel surveillance banners of warning banners genoemd. Hierdoor kunnen individuen worden geïnformeerd over de aanwezigheid van surveillance op een computer systeem, maar ook over het feit dat de handeling die ze op het punt staan te begaan strafbaar is en welke straffen erop staan.
Waarschuwingsberichten kunnen effectief zijn, omdat ze de risico’s vergroten, door de anonimiteit van de dader te verminderen en deze te informeren over de strafbaarheid van het gedrag, waarmee zij ook bewustzijn creëren en excuses wegnemen. Dit schijnt beter te werken voor jeugdige daders die hun technische skills exploreren dan voor daders die gemotiveerd worden door de spanning.
Nog een andere vorm van online policing betreft de verstoring van criminele activiteiten. Om activiteiten te verstoren worden barrières opgeworpen in verschillende fases van de uitvoering van de cyberdelicten. Verstoring kan bv. plaatsvinden door de reputatie van kopers of illegale markten negatief te beïnvloeden door het achterlaten van negatieve feedback vanaf een groot aantal accounts (Sybil-aanval), door wantrouwen te creëren of door een server of markt offline te halen.
Verstoring kan de drempel of de kosten voor het plegen van cybercriminaliteit verhogen en bovendien leiden tot een betere online zichtbaarheid van de politie, wat de perceptie van het risico om gedetecteerd te worden vergroot.
Verstoring kan echter ook leiden tot een waterbedeffect, waarbij daders zich bv. verplaatsen naar andere forums of markten, zoals het geval leek te zijn na het offline halen van Silk Road.
Voorlichting op scholen is een andere preventieve interventie die aansluit bij de rationelekeuzebenadering. In hoeverre werkt het?
De voorlichtingen op scholen kunnen ingrijpen op de rationele keuze. Er worden lessen gegeven over correct computer- en internetgebruik, de regels van cyberspace, welk gedrag strafbaar is en de consequenties van delinquent gedrag op het internet. Hierbij is het belangrijk dat dit verder gaat dan het enkel stellen van regels over online gedrag, aangezien dergelijke regels niet altijd van invloed lijken te zijn op daderschap.
Uit de literatuur volgt dat bewustwording over de strafbaarheid van gedrag en de gevolgen ervan tot generale afschrikking onder jeugdigen kan leiden en mogelijke excuses kan wegnemen. Eventuele neveneffecten kunnen echter zijn dat de voorlichting juist nieuwsgierigheid opwerkt en jeugdigen op ideeën brengt. Zodoende zal een dergelijke voorlichting meer potentie hebben bij daders met drijfveren als interesse en nieuwsgierigheid en minder bij daders die op zoek zijn naar spanning of uitdaging.
RNR gaat ervan uit dat kale straffen niet werken om recidive terug te dringen. Daarom richt deze benadering zich op interventie die meestal in een strafrechtelijk kader worden opgelegd als voorwaarde bij een schorsing van voorlopige hechtenis, bij een voorwaardelijke veroordeling of een voorwaardelijke invrijheidstelling. Om te bepalen wat effectieve interventies zijn, gaat de RNR-benadering uit van een drietal beginselen. Welke en leg uit.
- Het risicobeginsel: Dit houdt in dat de intensiteit van de straf of interventie moet aansluiten bij het risico op en de ernst van de recidive van de dader. Daarbij geldt dat hoe hoger het risico is om te recidiveren, hoe intensiever de interventie moet zijn.
- Het behoeftenbeginsel: Dit houdt in dat de interventie zich specifiek moet richten op omstandigheden of gedrag dat potentieel veranderbaar is en direct gerelateerd is aan het delictgedrag. In eerste instantie richtte de benadering zich vooral op risicofactoren (criminogene behoeften) die moesten worden verminderd. Daarbij gaat het specifiek om dynamische risicofactoren, zoals een procriminele attitude, lage zelfcontrole en gebrek aan ouderlijk toezicht.
Later ontstond steeds meer aandacht voor het inzetten en versterken van beschermende factoren in het individu of de omgeving van het individu, zoals een positief opvoedklimaat. Deze factoren kunnen in interventies actief worden ingezet om de effecten van de criminogene factoren te verminderen - Het responsiviteitsbeginsel: Dit veronderstelt dat de interventie rekening houdt met de vaardigheden, mogelijkheden en leerstijl van de dader. Bij responsiviteit spelen cognitieve en emotionele aspecten een rol en is motivatie voor gedragsverandering een belangrijke factor. In de RNR-bandering wordt een onderscheid gemaakt tussen algemene responsiviteit en specifieke responsiviteit. Daders zijn als het om gedragsverandering gaat in het algemeen responsief voor methoden die gebruikmaken van cognitieve gedragstherapie en sociaal leren. Specifiek: Daders verschillen in leerstijlen en capaciteiten en kunnen verschillende motivaties hebben voor delictgedrag.
Wat zijn de interventies die aansluiten bij de RNR-benadering?
- Versterken van cognitieve en sociale vaardigheden
- Ombuigen van procriminele attitudes en vergroten bewustzijn strafbaarheid en schade
- Behandelen van persoonlijke problematiek
- Aanpassen van criminogene gelegenheidsfactoren
- Hack_Right
Het versterken van de cognitieve en sociale vaardigheden is een interventie die aansluit bij de RNR-benadering. Hoezo werkt dit voor cyberdaders ook?
Recent persoonlijkheidsonderzoek suggereert dat cyberdaders lijken op traditionele daders in kenmerken die samenhangen met de algemene neiging tot het plegen van criminaliteit. Het gaat dan om aspecten als jezelf beter vinden dan anderen, minder snel angstig zijn en je niets aantrekken van de mening van anderen. Dit wijst erop dat bestaande interventies die zich hierop richten mogelijk ook effectief kunnen zijn bij cyberdaders. Er is een groep cyberdaders dat baat zal hebben bij interventies die gericht zijn op het versterken van de cognitieve en sociale vaardigheden, wanneer deze zijn aangepast op de context waarin cyberdelicten plaatsvinden. Cyberdaders hebben vaak een verstoord dag-nachtritme, daarnaast is er sprake van anonimiteit van dader en slachtoffer in de online context en is er een gebrekkig zicht op gevolgen van het gedrag. Dit zijn belangrijke risicofactoren voor cyberdelinquentie. Dit kan de sociale relaties offline bemoeilijken.