HC6 Flashcards

1
Q

Diagnostische cyclus van Bruijn

A

Aanmelding, klachtanalyse, probleemanalyse, verklaringsanalyse, indicatienanalyse, advies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stroomdiagram

A

Meer in lijn met hoe het in de klinische praktijk verloopt.

Aanmelding
Aanvraag
Hulpvraag -->  Actie
Onderkenning
Verklaring
Predictie & indicatie
Verslag
Evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aanvraag

A
Wees kritisch
Wie vraagt?
Context van de aanvraag 
Urgentie en risico?
Reflectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onderkenning

A
Ken je cliënt 
Neem de tijd
Aandacht voor overdiagnostiek
Is er sprake van een stoornis?
Prevalentie 
Comorbiditeit
Differentiaal diagnostiek
Ouderen en kinderen
Culturele verschillen
Veerkracht
Observatie, gesprek, instrumenten
Wees terughoudend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Differentiaaldiagnostiek

A

Klacht kan vanuit verschillende diagnoses zijn ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verklaringsanalyse vooral nodig bij..

A

Vooral nodig bij complexe problematiek, veel comorbiditeit, weinig zicht op waar problemen vandaan komen, of als behandeling niet aanslaat,.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Klachten inzichtelijk maken vanuit biopsychosociaal model

A
  • biologische factoren als genetische aanleg, temperament
  • psychologische factoren als ontwikkeling, hoe iemand met zijn temperament omgaat
  • sociale context kan heel beschermend maar ook instandhoudend zijn voor psychische stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dichotoom denken over oorzaken

A

Extreme problematiek vaak aan biologische oorzaken verweten, milde problematiek vaak aan psychosociale oorzaken verweten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Clinical case formulation

A

Doel om goede indicatie voor behandeling te kunnen stellen. Classificatie is onderdeel van case formulation (niet alleen een classificatie). Je moet ontwikkeling (psych. factoren), context, biologische factoren meenemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dynamiek

A

Psychodynamisch; denk aan interne conflicten, emotieregulatie, hoe je conflicten afweert, hoe je jezelf ervaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gebrek aan identiteitsintegratie

A

Handelen niet echt vanuit zichzelf, maar reageren op de context)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Besluitvorming voor een behandeling

A
  • De wensen van de cliënt
  • Klinische expertise
  • Wetenschappelijke evidentie betrokken worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Klachtgericht versus persoonsgericht

A

Persoonsgericht werken zich richt op meer complexe problematiek (persoonlijkheidsontwikkeling, schema’s die iemand heeft, hechtingsstijl, etc → langduriger, fundamenteler toewerken aan veranderen van langdurige patronen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Open-exploratief versus programmatisch

A
  • programmatisch = protocollair (stappen en thema’s die vaststaan).
  • open-exploratief houdt in dat er niet vooraf een duidelijk programma is en dat je tijdens behandeling kijkt wat werkt / in de relatie met de cliënt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Multiple treatment inference

A

meerdere behandellijnen tegelijk, wat is dan de behandeling die echt zorgt voor verbetering?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Duurzame gedragsverandering formule

A

D = F(iD x D x iA)

17
Q

Ongewenste effecten

A
  • Debriefing bij acute stress
  • Hervonden herinneringen
  • Afhankelijkheid van de therapeut
  • Te lang in comfortzone
18
Q

Client variabelen

A
  • mate van sociaal disfunctioneren
  • gehanteerde coping
  • mate van weerstand tegen sociale beinvloed
  • mate van stress/lijdensdruk
19
Q

Ziektetheorie client

A

Wat zijn de oorzaken van mijn klachten

20
Q

Gezondheidstheorie client

A

wat zijn de doelen/ wanneer ben ik weer gezond

21
Q

Genezingstheorie

A

hoe kan ik dat bereiken

22
Q

Typen hulpvragen

A

Psychologische hulpvragen, relationele hulpvraag, klachtgerichte hulpvraag, medische, consumentenhulpvraag (behandelopties), psychiatrische hulpvraag

23
Q

Indicatiestelling door overleg (overeenstemming hebben)

A
  • observatie van kenmerken van cliënt (opvatting, voorkeuren)
  • geven van informatie over beschikbare en onderbouwde behandelingen
  • cliënt beschikt over voldoende kennis om geschikte behandeling te kiezen
  • uiteindelijke keuze voor clinicus en specifieke context bepaald door voorkeuren cliënt.
24
Q

Systematische behandelselectie

A
  • Kenmerken van de cliënt
  • De hulpvraag
  • Voorkeur van de cliënt voor een bepaalde therapeut
25
Q

Systematische behandelevaluatie

A

Heldere doelen
Frequent evalueren
Liefst met vragenlijsten