HC3 Flashcards

1
Q

Diagnostische scenario

A
  1. voorlopige theorie omzetten in hypotheses (doe niets zomaar!)
  2. onderzoeksinstrumenten uitkiezen
  3. voorspellingen doen (wanneer aanvaard je je hypothese?)
  4. uitvoering van het onderzoek
  5. hypothese aanvaarden of verwerpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Differentiaal diagnostiek

A

De te overwegen diagnoses bij een bepaald ziektebeeld wordt differentiaal diagnostiek (DD) genoemd. Het is balangrijk om andere aandoeningen lijken op het ziektebeeld uit te sluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diagnostiek bij minder gerichte verwijzing of bij stagnerende behandeling

A
  • algemene psychopathologie lijsten afnemen om te screenen

- O.b.v. verhoogde scores onderkennende onderzoeksvragen formuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Symptom Checklist-90

A

Screeningsinstrument van 90 items. Algemene psychopathologie lijst.
Heeft u in de afgelopen week (met vandaag erbij) last gehad van een bepaalde klacht?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lage score op algemene psychopathologie lijst?

A
  • men voelt zich gehoord (lagere score)

- men houdt klachten weg (bv. narcisme), omgeving als reden geven dat het niet goed met hen gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schalen van SCL-90

A
  • Angst (ANG): diffuse angst, algemene onrust en spanning
  • Agorafobie (AGO): vrees voor open ruimten (vermijding)
  • Depressie (DEP): somberheid
  • Somatisatie (SOM): lichamelijk klachten (bij spanning)
  • Insufficiëntie (IN): cognitieve klachten (dwangmatige klachten)
  • Sensitiviteit (SEN): ongemak in en gevoeligheid voor sociale
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

UCL

A

Vooral bij verklarende onderzoeksvragen. Let op invloed van psychiatrisch toestandsbeeld (bv. depressie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rol van vragenlijsten

A
  • breed screenen psychopathologie
  • onderkennende vragen
  • verklarende vragen
  • vergroot gezamenlijkheid
  • monitoring voortgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

COTAN

A
  • Commissie van het NIP die tests onderzoekt
  • Validiteit en betrouwbaarheid
  • Duidelijkheid van interpretatie
  • Kwaliteit van handleidingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

UBOS

A

Meet werkgerelateerde problematiek. Drie schalen; emotionele uitputting, mentale distantie, gevoel van competentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Suicidaal gedrag

A

gedachten, intenties, plannen, gedragingen, poging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Entrapment

A

) Iemand zit klem, daarom ontwikkelt iemand gedachten. Mensen willen vaak uit enorm lastige situatie waar ze zitten (ipv dood).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zorgstandaard suicidaliteit

A

Vanuit kwetsbaarheid (erfelijk, persoonlijk, maatschappelijk) + ook stress, psychiatrische aandoeningen, verlies → mate van entrapment ervaren → suïcidale gedachten, plannen of gedragingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Diagnostiek bij suicidaliteit

A
  • Contact maken! Laat cliënt helemaal zijn verhaal doen.
  • Wees empathisch en veroordeel niet.
  • Niet meteen oplossingen bieden.
  • Probeer erachter te komen waardoor de client klem zit en er problemen zijn.
  • Vergaar informatie over risicofactoren en beschermende factoren
  • Let op signalen: uitingen van wanhoop, depressie, overgang van zorg, verliezen, etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Model van Shea

A
  1. Open het onderwerp:

Normaliseren (Normalization)
‘veel van mijn patiënten met depressiviteit hebben wel eens gedachten aan suïcide, hoe is dat bij u?’ .

Of

Schaamte verminderen (Shame Attenuation)
‘met alles wat u heeft meegemaakt, heeft u wel eens gedachten aan zelfdoding gehad?’. 
  1. Vraag door bij suïcidale gedachten:
  • Videoscript (Behavioral Incident) (waar, met wie, wat gebeurde er, wat dacht diegene?)
    bijvoorbeeld: ‘Waar heeft u aan gedacht?’.
    ‘Het zou me helpen als u me concreet door die situatie heen zou praten. Wat gebeurde er precies? Wat dacht u toen? Hoe ging het verder?’.
  1. Doorvragen op suïcidaliteit
  • Vriendelijke veronderstelling (Gentle Assumption):
    ‘Op welke manier heeft u nog meer bedacht suïcide te plegen, als die er is?’.

Overbieden (Symptom Amplification):
‘Hoeveel uur denkt u aan suïcide op de slechtste dagen in de afgelopen 2 maanden? 8 uur per dag? 12 uur? 13 uur?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

CASE benadering

A

-begin met actuele (dagen/weken) gedachten → recente voorgeschiedenis (afgelopen 2 maanden) → ruimere voorgeschiedenis (eerdere episoden van sicidaal gedrag) → verwachting en planenn voor de toekomst (immediate events).

17
Q

Wat te doen bij suicidaliteit?

A
  • Betrek naasten
  • Biedt veiligheid en continuïteit van zorg
  • Maak een crisissignaleringsplan