HC5 Flashcards

1
Q

NPO

A

Testbatterij om objectief beeld te krijgen van

iemands cognitief functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer NPO?

A
  • Ontwikkelingsstoornissen (ASS/ADHD)
  • Psychose
  • NAH
  • Dementie
  • Vermoeden laag IQ
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Taal

A

tamelijk in linker temporaalkwab, ook in frontaalkwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aandacht

A

Wijdverspreid, afhankelijk van visuele of auditieve aandacht. Zelfs als er afwijkingen zijn in witte stof, vooral aandacht en concentratie problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Perceptie

A

Visueel (occipitale kwab), auditieve in temporaal kwab. Per subgebied van perceptie verspreid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Executieve functies

A

Meer frontaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geheugen

A

Sensorische input –> sensorische geheugen (niet helemaal van bewust, korter dan kortetermijngeheugen, pas als je aandacht erop richt is het korte termijn) Is het iets wat je verwerkt (werkgeheugen, meteen output) of opslaan in langetermijngeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Soorten geheugen

A

Visueel, verbaal, spatieel. Rol van emotie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sterke effecten stress/trauma op geheugen

A
  • Faciliteert encoderen

- Belemmert retrieval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom probleem declaratief geheugen bij PTSS?

A
  • slechter geheugen kwetsbaarheid PTSS

- PTSS -> neurobiologische veranderingen -> slechter geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

15 woorden test

A

Verbaal declaratief geheugen testen. Dezelfde 15 woorden op dezelfde intonatie voorlezen, na iedere trial zo veel mogelijk opnoemen. 30 minuten erna vragen of mensen het nog kunnen terughalen.
Duidelijke leercurve bv., ook bij recall. In hoeverre leercurve zichtbaar is geef leervermogen aan en ook in hoeverre men dit in lange termijn kan opslaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar is taal extra van belang?

A

Dyslexie, ASS en laag IQ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aandacht en concentratie van belang bij…

A

Concentratieproblemen (bij Depressie, ADHD, Psychose)

Aandachtsbias bij Angst en depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Prefrontale cortex

A

planning,
inhibitie,
werkgeheugen,
gedeelde aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sterkste beperkingen ADHD volgens artikel

A

Bij bijna alle taken wel enige afwijkingen te vinden, het sterkste betreft aandacht, werkgeheugen en reactietijd variabiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom NPO bij ADHD?

A
  1. Bepalen in hoeverre ADHD functioneren beperkt; belangrijk om sterkte en zwaktes van individu in kaart te brengen + Welke domeinen?
  2. verminderde executieve functies (In hoeverre komt verminderde executieve functies puur door gebrek concentratie/aandacht of op zichzelf staand?)
17
Q

Multiconditionaliteit

A

Nogmaals de vraag, is het puur executieve functies of niet? Testen meten vaak meerdere domeinen, terwijl het ontwikkelt is om 1 domein te meten.
Heeft mijn cliënt misschien ook last van andere functies?

18
Q

Neuropsychiatrie

A

Combinatie van Neurologie, Psychiatrie en
Neuropsychologie
Focus op emotionele en executieve aspecten van
neurologische problemen

19
Q

PFC

A

Cognitieve functies zitten meer aan laterale zijde, meer aan de binnenkant zitten emotionele aspecten.

20
Q

FTD gedragsvariant

A

Apathie, verlies sympathie, ontremd gedrag, compulsief gedrag, verminderde executieve funciters

21
Q

AD gedragsvariant

A

Cognitieve achteruitgang + 1 ander domein, beperkingen in zelfstandig functioneren, gedragsstoornissen.

22
Q

Directe kenmerken zwakbegaafdheid

A

Verminderde geletterdheid ¡ Problemen in communicatie

23
Q

Indirecte kenmerken zwakbegaafdheid

A

Klein sociaal netwerk ¡ Kinderlijke manier van omgaan met emoties ¡ Kinderlijke hobbies

24
Q

Gevolgen van zwakbegaafdheid en GGZ

A

-Lange zorgtrajecten/ Behandelingen slaan niet aan (testmateriaal en behandeling te ingewikkeld) + Mogelijk zelfs misdiagnose!

-Patient voelt zich onbegrepen/ behandelaar voelt zich
onbegrepen

-Verhoogde kans op Crisis/ ernstiger beloop

25
Q

IQ test historie

A

1857 – 1911 Alfred Binet: eerste intelligentie test voor kinderen
1871-1938 William Stern bedacht het begrip IQ \
1916 Lewis Madison Terman van Universiteit Stanford -> de Binet-Stanford test voor volwassenen
1955 David Wechsler ontwikkelde uitgebreide IQ test

26
Q

Gekristaliseerd vs. vloeiende intelligentie

A

wat is jouw aangeleerd vs oplossen van nieuwe problemen/associatief denken.

27
Q

Premorbide IQ

A
  • Non-verbaal; Raven Standard Progressive Matrices

- Verbaal: Nederlandse Leestest voor Volwassenen + Hardop lezen woorden

28
Q

Wechsler Adult Scale

A

¡ Verbaal begrip
¡ Perceptueel redeneren
¡ Werkgeheugen
¡ Verwerkingssnelheid

29
Q

Verbaal begrip

A

Verbale/ gekristalliseerde intelligentie. Beinvloed door opleiding.

30
Q

Perceptueel redeneren

A

Visuospatieel vermogen
Probleemoplossend denken

Subtests:

  • Blokpatronen
  • Matrix redeneren
  • Figuur samenstellen
31
Q

Werkgeheugen

A

Vraagt om cognitieve controle en gerichte aandacht. Gemeten met subtest rekenen en cijferreeksen

32
Q

Verwerkingssnelheid

A
  • Gedeelde aandacht
  • Cognitieve controle
  • Accuraat vs. snelheid

Symbool zoeken en symbool subsitutie

33
Q

base rate

A

normgroep op basis van totaal IQ van jouw cliënt), hoe vaak komt het verschil voor?

34
Q

TIQ

A

Index score van optelsom alle geschaalde

scores