Hc.3 AF nieren 2 Flashcards

1
Q

Plaatselijke regulatie nierfunctie

A

Behouden van glomulaire filtratie

Daling RR -> Vernauwing eferente arteriole

Stijging RR -> Vernauwing afferente arteriole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Autonome regulatie nierfunctie

A

Bij snelle RR daling -> Vernauwing afferente arteriole

Vasoconstrictie afferente artriolen -> verlaging filtratiedruk -> Oligurie/Anurie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hormonale regulatie nierfunctie

A

RAAS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Regulatie bloeddruk

A

Baroreceptorreflex

Chemoreceptoren; Vernderingen in CO2, O2 en pH

Hormonaal; Epinefrine/norepinefrine, ADH, RAAS, ANP, Erytropoetine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

SIADH

A

Overschot ADH

O. Longziekten, Hersenaandoeingen, geneesmiddelen.
S. Hoofdpijn, misselijk, braken, insulten coma
B. Vochtbeperking en oorzaak behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Diabetes Insipidus

A

Tekort aan ADH

O. Onvoldoende productie, Verminderde gevoeligheid
S. Poly-urie, Polydipsie, Hypernatriemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Regulatie Zuur-Base evenwicht

A

Via nieren = hoeveelheid HCO3- uitscheiding

Meer HCO3- = meer alkalose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Soorten Anti-hypertensiva

A
B blokkers
Ca-antagonisten
ACE remmers
AT II blokkers
Duiretica
A Blokkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

B blokkers
Werking
Gevolgeg
Verschil selsctief/niet-selectief

A

Sympatisch
Selectief = Blokkeren B1 receptoren -> Afname kracht en frequentie hartcontractie
Niet-selectief = Blokkade B1+B2 = Ook bronchusconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diuretica

Soorten en werking

A
Lis = Verlaagde terusresoptie Na + Cl
Thiadize = Verlaagde terugresorptie Na
Kaliumsparende = Verllagde terusresoptie Na
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

A Blokkers
Werking
Gevolg

A

Bindig A1 receptoren –> blokkade A1 receptoren gladde spiercellen

Vasodilatatie + lage RR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ca Antagonisten
Werking
Gevolg

A

Blokkering Calciumkanalen

Vasodilatatie, Vertragde prikkelgeleiding, Afname kracht contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

AT II blokkers
werking
gevolg

A

binding + blokkade AT II receptoren

Vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aceremmers
Werking
gevolg

Geven kriebelhoest

A

Voorkomen binding AT I -> Geen ATII prod.

Vasodol., Minder ADH + Aldosteron

Geven kriebelhoest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly