Hc.3 AF nieren 2 Flashcards
Plaatselijke regulatie nierfunctie
Behouden van glomulaire filtratie
Daling RR -> Vernauwing eferente arteriole
Stijging RR -> Vernauwing afferente arteriole
Autonome regulatie nierfunctie
Bij snelle RR daling -> Vernauwing afferente arteriole
Vasoconstrictie afferente artriolen -> verlaging filtratiedruk -> Oligurie/Anurie
Hormonale regulatie nierfunctie
RAAS
Regulatie bloeddruk
Baroreceptorreflex
Chemoreceptoren; Vernderingen in CO2, O2 en pH
Hormonaal; Epinefrine/norepinefrine, ADH, RAAS, ANP, Erytropoetine
SIADH
Overschot ADH
O. Longziekten, Hersenaandoeingen, geneesmiddelen.
S. Hoofdpijn, misselijk, braken, insulten coma
B. Vochtbeperking en oorzaak behandelen
Diabetes Insipidus
Tekort aan ADH
O. Onvoldoende productie, Verminderde gevoeligheid
S. Poly-urie, Polydipsie, Hypernatriemie
Regulatie Zuur-Base evenwicht
Via nieren = hoeveelheid HCO3- uitscheiding
Meer HCO3- = meer alkalose
Soorten Anti-hypertensiva
B blokkers Ca-antagonisten ACE remmers AT II blokkers Duiretica A Blokkers
B blokkers
Werking
Gevolgeg
Verschil selsctief/niet-selectief
Sympatisch
Selectief = Blokkeren B1 receptoren -> Afname kracht en frequentie hartcontractie
Niet-selectief = Blokkade B1+B2 = Ook bronchusconstrictie
Diuretica
Soorten en werking
Lis = Verlaagde terusresoptie Na + Cl Thiadize = Verlaagde terugresorptie Na Kaliumsparende = Verllagde terusresoptie Na
A Blokkers
Werking
Gevolg
Bindig A1 receptoren –> blokkade A1 receptoren gladde spiercellen
Vasodilatatie + lage RR
Ca Antagonisten
Werking
Gevolg
Blokkering Calciumkanalen
Vasodilatatie, Vertragde prikkelgeleiding, Afname kracht contractie
AT II blokkers
werking
gevolg
binding + blokkade AT II receptoren
Vasodilatatie
Aceremmers
Werking
gevolg
Geven kriebelhoest
Voorkomen binding AT I -> Geen ATII prod.
Vasodol., Minder ADH + Aldosteron
Geven kriebelhoest