HC1: Inleiding milieu interieur en homeostase Flashcards
Wat is het milieu interieur?
Dit is een extracellulaire vloeistof waar de cellen en organen zich in bevinden.
Hoe wordt de extracellulaire vloeistof ook wel genoemd?
Weefselvocht of interstitiële vloeistof.
Welke rollen heeft bloed?
Bloed heeft:
- een transportfunctie (voedingsstoffen, gassen, afvalstoffen, signaalstoffen en warmte (=thermoregulatie))
- een rol binnen ons afweersysteem (bloedstolling + immuniteit)
Wat is het milieu exterieur?
Vloeistoffen die met de buitenwereld in contact staat (denk hierbij aan vloeistof uit zweetklieren, het darmstelsel en de urine)
Hoe heet het constant en optimaal houden van de samenstelling van ons milieu interieur?
Homeostase.
Het zorgt voor constant houden:
- thermoregulatie;
- de ionensamenstelling;
- de zuurgraad.
Hoe wordt homeostase mogelijk gemaakt?
Door regelkringen via positieve en negatieve feedback (terugkoppeling)
Wat is positieve feedback?
Het product heeft een stimulerende werking op zijn eigen regelkring.
Wat is een negatieve feedback?
Een proces waarbij een toename van het resultaat (bijv.stijging van de temperatuur) een remming van het proces veroorzaakt.
Hoe werkt de thermoregulatie?
- Er is een verstoring van de temperatuur in de directe omgeving;
- Perifere sensoren nemen deze verandering waar;
- Centrale THERMOsensoren in de hypothalamus nemen de temperatuur waar en vergelijkt deze met het setpoint;
- Is er een verschil in waarde van sensoren en setpoint: proportioneel aan de grootte van dit verschil wordt een signaal gegeven aan de effectoren;
- Effectoren stellen warmteproductie/warmteafgifte bij.
Wat is een setpoint?
standaard waarde waarmee hypothalamus vergelijkt of dit overeenkomt met wat de sensoren doorgeven
(Bij temperatuur mens –> 36,8 graden)
Wat doet de hypothalamus?
Het overziet alle processen in het autonoom zenuwstelsel.
De regulatie van warmteafgifte wordt door het autonoom zenuwstelsel gedaan.
Temperatuur van het lichaam kan aangepast worden wegens:
- verhoogde/verlaagde huiddoorbloeding;
- zweetproductie.
Waar is sprake van als warmteproductie en warmteafgifte gelijk is?
Een constante temperatuur
Wat is het verschil tussen HYPOthermie en HYPERthermie?
HYPOthermie: warmteafgifte is groter dan warmteproductie (lichaamstemperatuur < 35 graden)
HYPERthermie: warmteproductie is groter dan warmteafgifte (kerntemperatuur stijgt)
Hoe vind er warmteafgifte plaats?
- Straling (radiatie): met voorwerpen op afstand;
- Geleiding (conductie): door contact met een stilstaand medium;
- Stroming (convectie): door contact met een bewegend medium;
- Verdamping (evaporatie): door onttrekking van de warmte via vocht (zweten)
Waarom moet je lichaam ervoor zorgen dat je niet te vochtig wordt?
Dan kan je niet verdampen en niet zweten.
Hoe vind de sympatische regeling van temperatuur plaats?
In bloedvaten via:
- acetylcholine leidt tot zweten (eventueel ook vasodilatatie). Komt door activatie van cholinerge sympathische (postganglionaire) huidvezels
- (nor)adrenaline leidt tot vasoconstrictie. Komt door activatie van adrenerge sympathische vezels
Wat is het verschil tussen centrale sensoren en perifere sensoren
-Perifere sensoren zitten in dermatomen en centrale sensoren zitten in de hypothalamus.
-Perifere sensoren geven info door aan de centrale sensoren die meten of het warmer/kouder is dan de standaard temperatuur.
Welke typen receptoren hebben perifere sensoren?
koudereceptoren & warmtereceptoren:
-fasisch component (als temperatuur plots veranderd)
- tonisch component (bij constante temperatuur)
Wat zijn centrale sensoren?
- Zitten in de area preoptica in de hypothalamus;
- Het zijn temperatuur gevoelige neuronen;
- Meten of het warmer of kouder is dan de standaard temperatuur;
kouder? –> warmteproductie omhoog
- rillen
- bruin vetweefsel activeren
- vasoconstrictie (bloedvaten gaan dichter zitten)
warmer? –> warmteafgifte omhoog
- vasodilatatie (bloedvaten zetten uit)
- zweten
Waar maken perifere sensoren gebruik van?
- koudegevoelige ionkanalen –> zijn gevoelig voor kou en menthol (verkoelende werking), TRPM8-ionkanalen
- warmtegevoelige ionkanalen –> zijn gevoelig voor warmte en capsaïcine (pepers), TRPM2-ionkanalen
–> ionkanalen geactiveerd –> openstaan –> actiepotentiaal
Wat zijn de mechanismen die zorgen voor warmteprodcutie?
- Verhoogde spiertonus (y-lus, via formatio reticularis in hersenstam)
- Klappertanden, rillen (om spieren tot verbranding aan te zetten)
- Onnodige/willekeurige bewegingen (om spieren tot verbranding aan te zetten)
- Verbranding van bruin vetweefsel (via sympatische activatie)
Wat gebeurd er met warmte die geproduceerd is door de spieren?
Dat gaat naar het bloed en zorgt voor verhoging van de kerntemperatuur.
Waarom hebben we positieve en negatieve feedback?
Door deze systemen kunnen er kleine veranderingen met snelle aanpassingen gedaan worden.
Waarom is het gebruik van acethylcholine bij de warmteafgifte een uitzondering?
Acethylcholine wordt bij thermoregulatie als neurotransmitter gebruikt om zweetklieren aan te zetten, terwijl normaal gesproken (nor)adrenaline wordt gebruikt als neurotransmitter van het sympatische ZS.
Hoe vindt verbranding van bruinvetweefsel plaats/
- Door het sympatische ZS wordt een signaal gestuurd naar de plekken waar het bruine vetweefsel zich bevindt;
- noradrenaline wordt vrijgemaakt en bindt op beta-adrenerge receptoren van de bruine vetcellen
- dit zorgt dat de verbranding van bruin vetcellen wordt aangezet.
Waar bevindt bruinvetweefsel zich?
in de nek, in de buurt van de sympatische ganglia schouders, in de bijnieren
Wat voor effect op bloedvaten heeft activatie van de alfa 1-receptoren van glad spierweefsel in de vaatwand?
vasoconstrictie
Wat voor effect op bloedvaten heeft activatie van de alfa 1-receptoren van glad spierweefsel in de vaatwand?
vasoconstrictie (vaten worden nauwer waardoor warmte wordt vastgehouden)
Wat gebeurt er met de adrenerge sympatische activiteit bij lokaal koelen?
die gaat omhoog (noradrenaline wordt afgegeven waardoor vasoconstrictie plaatsvindt)
Wat is het verschil tussen adrenerge sympatische vezels en cholinerge sympatische vezels?
adrenerge: zorgt voor vasoconstrictie (noradrenalie)
cholinerge: zorgt voor vasodilatatie. (achetylcholine)
Waarom is koorts anders dan hyperthermie?
Bij koorts wordt je setpoint in de hypothalamus verhoogd.
Bij hyperthermie is er sprake van ongecontroleerde stijging van de temperatuur door een verstoring in de warmteproductie en -afgifte. (geen verandering van setpoint)
Hoe kan de vorming van prostaglandine E2 worden geremd?
door cyclo-oxygenase remmers (COX remmers)
ze gaan verandering setpoint tegen
Wat gebeurd er bij koorts?
ontsteking –> prostaglandine E2 –> remmen warmtegevoelige neuronen area preoptica (setpoinnt temperatuur verhoogd)
vasoconstrictie + rillen doordat het lichaam denkt dat je het koud hebt
(als setpoint weer terug wordt gezet –> heel warm en vasodilatatie)