HC1: Homeostase Flashcards
homeostase
het constant en optimaal houden van de samenstelling van het milieu interieur. dit gebeurt door regulatie van allerlei constantes in het lichaam (temp, pH, ionensamenstelling, etc)
het milieu interieur
extracellulaire vloeistof, weefselvocht, interstitiële vloeistof. dit omvangt de cellen en organen, ca. 10-15 liter bij een volwassen mens
het milieu exterieur
vloeistoffen in zweetklieren, darmstelsel en urine
functies bloed
- transportfunctie
- rol in afweersysteem: immuniteit en bloedstolling
- thermoregulatie
voorbeeld van (homeostase) regelkringen is feedback. snelle aanpassingen in het lichaam worden daardoor mogelijk gemaakt.
wat houden positieve en negatieve feedback in?
positieve feedback: het product heeft een stimulerende werking op zijn eigen regelkring.
negatieve feedback: een toename van het resultaat remt het proces. dit komt vaak voor als de waarden constant moeten blijven, zoals in het milieu interieur.
noem een voorbeeld van positieve feedback
het openen van natriumkanalen na een kleine depolarisatie wat resulteert in een grotere depolarisatie en de opening van nog meer natriumkanalen bevordert
noem een voorbeeld van negatieve feedback
kaliumkanalen worden geactiveerd door depolarisatie, maar veroorzaken zelf repolarisatie. repolarisatie remt de opening van kationkanalen.
sensoren
nemen veranderingen waar, zoals temperatuurverandering
(thermoregulatie)
wat betekent het setpoint?
de standaard temperatuur, bij de mens 36,8 graden Celcius.
hoe werkt thermoregulatie?
een temperatuurverandering wordt waargenomen door de thermosensoren in de hypothalamus (autonoom zs). de temperatuur wordt vergeleken met het setpoint. afhankelijk van hoe groot dit verschil is, wordt een correctiesignaal afgegeven aan de effectoren. effectoren stellen warmteproductie/-afgifte bij.
constante temperatuur
warmteproductie = warmteafgifte
hyperthermie
te veel warmteproductie –> verhoging kerntemperatuur
hypothermie
te veel warmteafgifte –> verlaging kerntemperatuur (onder de 35 graden)
wat zijn warmteafgifte mechanismen?
straling (radiatie)
geleiding (conductie)
stroming (convectie)
verdamping (evaporatie)
warmteafgifte kan worden bewerkstelligd door verhoogde/verlaagde huiddoorbloeding en zweetproductie.
hoe komt zweetproductie tot stand?
activatie van cholinerge sympatische (post-ganglionaire) huidvezels door acetylcholine –> zweten (en evt vasodilatatie dat door het parasympatisch zs wordt geregeld)