HC.1 en 3 Flashcards

Neonatologie en perinatale pathologie

1
Q

Wat doet surfactant?

A

verlaagt de spanning in de longblaasjes en zorgt er zo voor dat de alveoli open kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke mechanismen van ziekten zijn er bij prematuriteit?

A
  • daling in progesteron activiteit
  • cervicale ziekten
  • breakdown van de maternale-foetale tolerantie
  • stress
  • infectie
  • vasculaire stoornissen
  • deciduale senescence
  • uteriene overdistensie
  • idiopathisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een voorwaarde voor bevallen onder 32 weken zwangerschap?

A

op een ziekenhuis met NICU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de oorzaken van neonatale mortaliteit?

A
  • vroeggeboorte met complicaties
  • asfyxie
  • aangeboren afwijkingen
  • ernstige groeivertraging: DM, hypertensie of hoog BMI
  • infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de pathogenese van foetale inflammatoire respons syndroom?

A

infectie via cervix, stijgt op naar vliezen en dan de navelstreng waarna het bij de foetus komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de verdediging van de foetus tegen een infectie?

A

verhoging van de prostaglandine productie, waardoor de vliezen breken en de uteruscontracties toenemen –> premature bevalling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat was het gevolg van de eerste COVID-19 golf?

A

20% minder prematuriteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn risicofactoren voor chronische longziekten of retinopathie bij prematuren?

A
  • pre/postnatale infectie
  • kunstmatige beademing
  • laag geboortegewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontstaat retinopathie bij prematuren?

A

zo vroeg geboren dat er nog geen volledige vaatontwikkeling is van de ogen, wat weer samenhangt met de zuurstofconcentratie. Doordat deze van laag naar hoog gaat krijgt de prematuur hyperoxie en zo een versnelde vaatontwikkeling wat kan leiden tot blindheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke neurologische gevolgen zijn er van prematuriteit?

A

gestoorde educatie en cognitie, kinderen hebben moeite met verwerking van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarop lijkt het beeld van bronchopulmonaire dysplasie?

A

emfyseem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat missen prematuren in de longontwikkeling?

A

surfactant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waardoor ontstaat er een achterstand in neurologische ontwikkeling bij prematuren?

A
  • chronische hypoxie
  • inflammatie
  • hypoglycemie
  • oxidatieve stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn oorzaken van perinatale sterfte?

A
  • prematuriteit
  • dysmaturiteit(IUGR/SGA)
  • aangeboren afwijkingen
  • placenta-afwijkingen
  • infecties
  • lage APGAR score
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke categorieën placentapathologie zijn er?

A
  • te laag gewicht/insufficiëntie
  • terminale villus deficiëntie
  • pre-eclampsie
  • solutio placentae
  • intra-uteriene infecties
  • chronische histiocytaire intervillositis
  • navelstrengproblematiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de pathogenese van rijpingsstoornis placenta/pre-eclampsie?

A
  • versnelde rijping geeft veel kleine villi met bloedvaten perifeer = hypermature villi
  • niet-fysiologische erythroblastosis
  • acute atherose spiraalarterie: verminderd bloed naar foetus en betreft kleinere, dunnere vaten in decidua
15
Q

Wat is een chronische histiocytaire intervillositis?

A
  • histiocytaire ontsteking tussen de vlokken en met aantasting daarvan
  • herhaalrisico groot, dus monitoring bij volgende zwangerschap
  • hoge kans op IUGR of IUVD
16
Q

Welke verwekker geeft vaak een chorio-amnionitis?

A

streptokokken

17
Q

Welk beeld werd in de placenta gezien bij SARS-Cov-19?

A

infarcten
veel fibrine
histiocyten
infectie perivilleuze trofoblast

18
Q

Wat was het klinische beeld bij SARS-Cov-19?

A

foetale nood
IUVD

19
Q

Welke problemen zijn geassocieerd met prematuriteit?

A
  • respiratory distress syndrome
  • bronchopulmonale dysplasie
  • necrotiserende enterocolitis
  • retinopathie
  • germinale matrix en intraventriculaire hersenbloedingen
20
Q

Wat is het respiratoir distress syndrome?

A

door gebrek aan surfactant staan alveoli niet goed open
eosinofiele hyaliene membranen in de alveoli

21
Q

Wat zijn predisponerende factoren voor respiratoir distress syndrome?

A
  • keizersnee
  • maternale DM
  • mannelijk
  • gemelli
22
Q

Wat stimuleert de productie van surfactant?

A

corticosteroiden

23
Q

Wat is preventieve therapie voor RDS?

A
  • prenataal corticosteroiden moeder
  • postnataal surfactant inhalatie neonaat
24
Q

Wat zijn complicaties van RSD?

A
  • bronchopulmonale dysplasie
  • retinopathie
25
Q

Wat is bronchopulmonale dysplasie?

A
  • verhoogde O2-behoefte > 28 dagen pp
  • vermindering van het aantal alveoli met een relatief onrijp beeld van het longparenchym en grote simpele alveolaire structuren
26
Q

Wat is het beeld van necrotiserende enterocolitis?

A
  • terminale ileum en colon ascendens
  • necrose, ulceratie, pneumatosis intestinalis
  • leidend tot perforatie, peritonitis en sepsis
  • preventie is moedermelk
27
Q

Wat is pneumatosis intestinalis?

A
  • bacteriën uit lumen in darmwand gekomen waar gasvorming plaatsvindt
  • door necrose van het epitheel
28
Q

Wat is het sudden infant death syndrome(SIDS)?

A

plotseling overlijden van een kind onder 1 jaar waarvan de oorzaak onopgehelderd blijft na grondig onderzoek

29
Q

Wat zijn risicofactoren voor sids?

A
  • buikslapen
  • co-sleeping
  • hyperthermie
  • slapen op een zacht opp
30
Q

Wat zijn risicofactoren voor sids bij de ouders?

A
  • jonge maternale leeftijd
  • roken en drugsgebruik beide ouders
  • weinig of geen perinatale zorg
  • lage SES
  • kinderen kort op elkaar geboren
31
Q

Wat zijn risicofactoren voor sids bij het kind?

A
  • prematuren
  • mannelijk geslacht
  • meerlingen
  • SIDS bij broer of zus
  • voorafgaande respiratoire infecties
  • hersenstamafwijkingen