HC1-BBP, werkloosheid en inflatie Flashcards

1
Q

3 definities BBP

A

1.Som van de finale bestedingen aan goederen en diensten gedurende een periode(dus Aandelen vallen NIET binnen het BBP, ook iets herverkopen valt NIET in BBP)

2.Som van de bruto toegevoegde waarde gecreëerd gedurende een periode

3.Som van de inkomens verdiend gedurende een periode

Levert alle drie hetzelfde getal op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Productiekant economie

A

Alles wat geproduceerd wordt, wordt geconsumeerd. Ook toevoegen van waarde aan een product is productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Inkomenskant economie

A

Wat wij toevoegen aan waarde, dat wordt verkocht en dat genereert ons inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nominaal BBP

A

BBP met huidige prijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Real BBP

A

GDP in terms of goods, GDP at constant prices, GDP adjusted for inflation.

Deze verandert dus niet als de prijzen in een economie veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als nominaal BBP meer toeneemt dan reeel BBP komt dat doordat…

A

De prijzen gestegen zijn. (inflatie is positief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beroepsbevolking (L)=

A

Werkgelegenheid (N)+ Werkloosheid (S)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Deflatie

A

Afname prijspeil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

WAAR/NIETWAAR

If nominal GDP of the Netherlands in 2018 was higher than nominal GDP in 2017, real GDP must also have been higher in 2018 than in 2017.

A

niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

WAAR/NIETWAAR

If real GDP growth between 2017 and 2018 has been 1% and the price level has increased by 1%, nominal GDP has also increased by 1% in the same period.

A

niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

business cycle

A

The phenomenon of GDP fluctuating around a time trend while following a regular pattern of booms and busts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

WAAR/NIETWAAR

Gross Domestic Product (GDP) measures the added value of all economic activities carried out in the domestic economy over a period of one year

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stagflation

A

A situation in which the economy is experiencing both high unemployment and high inflation at the same time.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Business spending on physical capital, new homes, and inventories is counted as…..

A

Investment (I)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Final good

A

dus niet intermediate goods. Als een aardappel wordt verkocht en wordt opgegeten is het een final good. Als er eerst nog chips van worden gemaakt is het een intermediate good. Als Swapfiets een fiets koopt en die gaat gebruiken binnen het bedrijf is het geen final good.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

If nominal GDP is 1200 in 2019 and real GDP is 1000, then the price index for 2019

A

is 120

17
Q

Employment

A

mensen met baan

18
Q

Unemployment

A

mensen zonder baan, die wel op zoek zijn naar een baan

19
Q

Labour force (beroepsbevolking)

A

som van employment+unemployment

20
Q

Unemployment rate

A

ratio tussen mensen unemployed en aantal mensen in labour force

21
Q

participation rate

A

ratio tussen beroepsbevolking en bevolking tussen 18-67