HC03/04 - Dierenwelzijn Flashcards

1
Q

Met welke dingen heb je te maken als het gaat om dierenwelzijn?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dit is onzin, want een dier kan niet vrij zijn van deze punten. Negatieve emoties hebben namelijk een beschermend effect.
Bovendien ontbreekt positief; je zegt nu ik voel me goed omdat ik me niet slecht voel.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer verkeert een individu in een staat van welzijn?

A

Wanneer het in staat is zich actief aan zijn levensomstandigheden aan te passen en daarmee een toestand kan bereiken die het als positief ervaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kun je welzijn meten?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ziet de adaptieve capaciteit er uit?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is natuurlijk/normaal gedrag?

A
  • Moeilijk te determineren
  • Hangt af van de context (dynamisch)
  • De afwezigheid van behavioural patterns is net zo belangrijk als de aanwezigheid
  • Vermijd anthropomorfische judgements
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly