HC01/02 - Motivationele systemen Flashcards

1
Q

Waarvoor is gedrag van groot belang, in het kader van herkennen van?

A
  • Herkennen van ziekte en pijngedrag
  • Herkennen van mens-dier relaties
  • Eerste signalen van aan- of afwezigheid van aanpassingsproblemen (gedragsafwijkingen en/of welzijnsproblemen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is gedrag?

A
  • Gedrag is geen chaos, maar heeft eene bepaald patroon of ordening.
  • Gedrag is objectief en systematisch observeerbaar en onderzoekbaar.
  • Gedrag lijkt ook doelmatig en vaak te leiden tot een oplossing van ‘een probleem’
  • Gedrag bestaat uit een stroom van gedragselementen in de tijd
  • Gedrag is een systeem waarmee dieren veranderingen in de omgeving detecteren, filteren en hier vervolgens gepast op reageren.
  • Gedrag is een actie ontstaat als reactie op een bepaalde prikkel uit de omgeving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe worden de vier ethologische hoofdvragen geformuleerd door Tinbergen?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe noem je de vraagstukken die ingaan op het ‘waardoor’ stukje van Tinbergen?

A

Proximate veroorzaking
(welke factoren reguleren het optreden, welke werkingsmechanismen, welke prikkels, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe noem je de vraagstukken die ingaan op het ‘waartoe’ stukje van Tinbergen?

A

Ultimatie veroorzaking
(Waartoe doet een dier iets? Functie?
Welke evolutionaire invloeden? Prooibeschikbaarheid?
Draagt het gedrag bij aan de succesvolle reproductie van dat dier? Fitness?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kun je klinisch redeneren over gedrag bij een bepaald gedrag; bijv. hond bijt op zijn poot?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een gedragselement?

A

Duidelijk herkenbare afzonderlijke handeling (patroonmatige activiteit). 1 element maakt nog geen gedragspatroon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe maakt een hond een keuze qua prioritering van gedrag?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is perifere filtering?

A

Zintuigen beperken de instroom van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor prikkel uit de omgeving kan aanzetten tot gedrag?

A

Een sleutelprikkel of deblokkerende prikkel = een stimulus die het gedrag kan doen optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe specifiek kan een sleutelprikkel zijn?

A

Bij naar voren vliegen wordt het wel getriggered, maar naar achteren niet.
Het kan dus heel specifiek zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt het innate releasing mechanism (IRM)?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn kenmerrken van ‘instinctief gedrag’?

A
  • Alle individuen vertonen ongeveer dezelfde reactie op eenzelfde sleutelstimulius.
  • Het is redelijk vormvast
  • Indien in gang gezet dan wordt het veelal ook voltooid
  • Aangeleerde aspecten zijn gering van invloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verloopt een gedragsketen?

A

Bepaalde stimuli roepen soms een keten van gedragingen op met een min of meer vaste volgorde.
De gedragsketen kan min of meer automatisch afwikkelen, maar wel in wisselwerking met de omgeving (bijv. reactie van het vrouwelijke dier).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een inhiberende prikkel?

A

Bijv het klokkende geluid dat kalkoenen maken als de ouders er zijn. Op het moment dat ze dat niet meer zouden doen zouden de ouders ze niet meer herkennen en zouden ze worden aangevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een sturende stimulus?

A

Stimuli die het gedrag niet zo zeer deblokkeren, maar perfectioneren/sturen om zo het gedrag goed uit te blijven voeren. Deze stimuli kunnen er voor zorgen dat het gedrag uitgevoerd wordt, ondanks dat de deblokkerende stimuli snel weg is gehaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een supernormale stimulus?

A

Dit is een kunstmatige/onnatuurlijke stimulus die zorgt voor een sterkere reactie/deblokkering dan de normale stimulus

18
Q

Wat is motivatie?

A

Wisselende gedragsbereidheid; deblokkering door een sleutelprikkel gebeurt niet zomaar en niet altijd.
Decision making: afwegingsmoment waarin het belang van diverse in- en uitwendige prikkels wordt gewogen.

19
Q

Hoe ziet het normwaardemodel er uit?

A
20
Q

Wat is de grootte van motivatie?

A

Grootte van verschil tussen actuele waarde en normwaarde = ‘deficiëntie’ -> grootte van te verwachte beloning

21
Q
A
22
Q

Wat is de definitie van homeostase?

A

Systeem om interne fysiologische condities stabiliseren op normwaarden (bijv. temperatuur, pH)

23
Q

Wat is de definitie van allostase?

A

Het fysiologische en gedragsmatige aanpassingsproces om de normwaarden te bereiken (bijv. gedragsnormen en fysiologische normen).

24
Q

Waardoor kunnen de instellingen van normwaarden worden beïnvloed?

A
  • Genetica
  • Leerervaringen
25
Q

Hoe kan een gedragsnorm beïnvloed worden door erfelijkheid?

A

Bijv. verschillende hondenrassen hebben verschillende mate van intolerantie bij territoriale indringers

26
Q

Welke factoren kunnen motivaties beïnvloeden?

A

O.a. territorium, daglicht, bronst van seksuele partner, effecten van leren, stress, vermoeidheid, ziekte, etc.

27
Q

Hoe kun je motivatie meten?

A
28
Q
A
29
Q
A
30
Q

Wat zijn consumer demand tests?

A

Consumer demand tests voor dieren zijn onderzoeken die zijn ontworpen om de relatieve kracht van de motivatie van een dier te meten om middelen zoals verschillende voedingsmiddelen te verkrijgen.

31
Q
A
32
Q
A
33
Q

Wat zijn de beslisregels van een dier bij een consumer demand test?

A
34
Q

Welke gedragingen zijn belangrijk, en welke minder?

A
35
Q

Wat zijn gedragssystemen?

A

Causaal en functioneel bij elkaar horende groep gedragingen.
Motivatie stuurt soms zo’n set van samenhangende gedragingen aan.
(Bijv. jachtgedrag)

36
Q

Voorbeeld van gedragssytemen;

A
37
Q

Wat is agonistisch gedrag?

A

Agonistisch gedrag zijn al die gedragingen die dieren naar elkaar kunnen tonen bij conflict tussen die individu.

38
Q

In vele gedragssystemen zijn er 2 fasen. Welke zijn dit?

A
  • Appetitieve fase
  • Consumptieve fase
39
Q

Wat zijn essentiële gedragsbehoeften?

A

Gedragingen die moeten worden uitgevoerd en die intern worden aangestuurd (ethological needs).

40
Q

Bij welke gedragssystemen verwacht je gedragsproblemen?

A

Bij de appetitieve gedragssystemen met intrinsiek belonende waarden

41
Q

Wat is het verschil tussen honger en gedragshonger?

A

Hierom heb je een speenemmer nodig