HC'S WEEK 4 Flashcards

1
Q

Wat zijn de begrenzingen van de fossa poplitea?

A

Proximaal - mediaal = m. semimembranosus & m.
semitendinosus
Proximaal - lateraal = m. biceps femoris
Distaal - mediaal = m. gastrocnemius, caput
mediale
Distaal - lateraal = m. gastrocnemius, caput laterale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aan welke spier zit de patella vast?

A

M. quadriceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke van de 2 menisci is beweegbaar met de draaiing?

A

Laterale meniscus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de belangrijkste functie van de menisci?

A

Voorkomen van de ‘schuiflade’ beweging
= onderbeen/tibia los naar voren/achteren
bewegen tov de femur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de samenhang tussen flexie en extensie met de kruisbanden van de knie?

A

Flexie = toename spanning achterste kruisband
Extensie = toename spanning voorste kruisband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt de schuiflade test bij laesies van de kruisbanden van de knie?

A

Voorste schuiflade + = laesie voorste kruisband
Achterste schuiflade + = laesie achterste kruisband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De pezen van welke 3 spieren vormen de pes anserinus?

A
  • m. sartorius
  • m. gracilis
  • m. semitendinosus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 2 spieren zijn ventraal van het onderbeen te vinden?

A
  • m. tibialis anterior
  • m. extensor digitorum longus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 spieren zijn lateraal van het onderbeen te vinden?

A
  • m. fibularis/peroneus longus
  • m. fibularis/peroneus brevis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 2 spieren zijn dorsaal oppervlakkig van het onderbeen te vinden?

A
  • m. triceps surae
    • m. gastrocnemius caput laterale/mediale
    • m. soleus
  • m. plantaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 3 spieren zijn dorsaal diep van het onderbeen te vinden?

A
  • m. tibialis posterior
  • m. flexor digitorum longus
  • m. flexor hallucis longus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pezen van de spieren in het onderbeen vormen rond de enkel 2 chiasma’s, welke?

A

Chiasma crurale
- m. flexor digitorum longus
- m. tibialis posterior
Chiasma plantare
- m. flexor digitorum longus
- m. flexor hallucis longus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het beeld bij uitval van de nervus fibularis?

A

Geen dorsaaflexie meer in enkel
= klapvoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het gevolg van uitval van de n. peroneus communis (nn. peroneus profundus/superficialis)?

A

Dorsaalflexie onmogelijk
Pronatie onmogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 4 ligamenten bevinden zich in de knie?

A
  • mediale collaterale ligament = MCL
  • laterale collaterale ligament = LCL
  • achterste kruisband
  • voorste kruisband
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ontstaat letsel van de MCL?

A

Valgus/exorotatie trauma
- goede prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de behandeling van een MCL laesie?

A

Graad I = 0-5 mm = functioneel
Graad II = 5-10 mm = brace/BB koker
Graad III = 10-x mm = brace/BB koker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk letsel krijg je als de knie te ver in varus?

A

Nervus peroneus opgerekt/geruptureerd
= klapvoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Beschrijf aan de hand van 3 lagen de anatomie van de laterale zijde van de knie?

A

Laag 1 = tractus ileotibialis & biceps pees
Laag 2 = quadriceps retinaculum & patellofemorale ligamenten
Laag 3 = LCL, gewrichtkapsel en popliteus complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke 3 structuren liggen in het mediale compartiment van de knie?

A
  • concaaf tibiaal plateau
  • aan kapsel-verankerde meniscus
  • sterk en groot mediaal collateraal ligament (MCL)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 3 structuren liggen in het laterale compartiment van de knie?

A
  • convex tibiaal plateau
  • mobiele meniscus
  • smalle, dunne en elastische ligamenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een Segund fractuur?

A

Kleine, verticale avulsiefractuur (2-10 mm) van de laterale zijde van de proximale tibia bij de aanhechting van het anterolaterale ligament

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem 4 LO testen die te doen zijn bij de knie?

A
  • Lachman test
  • collaterale stress test (varus/valgus)
  • voorste en achterste schuiflade test
  • posterior sag test
  • rotatietesten: pivot shift & dial test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe werkt de Lachman test?

A

Testen voorste kruisband dmv translatie tibia tov femur in een lichte flexie van 20-30 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Voor welke 2 ligamenten is de collaterale stress test bedacht?
Laterale en mediale collaterale ligament
26
In welke positie worden de voorste en achterste schuiflade test uitgevoerd?
Positie onderbeen tov bovenbeen in 90 graden
27
Voor welke band wordt de posterior sag test gedaan?
Achterste kruisband - tibia zakt door zwaartekracht naar beneden, dit hoort niet
28
Anamnese en radiologie bij achterste kruisband ruptuur?
Anamnese = dashboard trauma, zwelling Radiologie = tibial step off
29
Noem 2 late gevolgen van achterste kruisband letsel?
- patello-femorale artrose - mediale compartimentsartrose
30
Noem kenmerken van een voorste kruisband letsel?
- hoge incidentie - anamnese: trauma, knap, zwelling - onderzoek: Lachman, voorste schuiflade, pivot shift
31
Noem korte en lange termijn gevolgen van voorste kruisband letsel?
Korte termijn = knie instabiliteit Lange termijn = knie artrose
32
Wat zijn de gevolgen van VKB insufficiëntie?
Verhoogde anterieure translatie van de tibia tov de femur DUS verhoogde kans op - secundaire morbiditeit zoals artrose - chondraal letsel - meniscus laesies
33
Noem 3 gevolgen voor de menisci bij een VKB letsel?
- tijdens VKB letsel in 50% ook lateraal meniscusletsel - voorste schuiflade na VKB laesie kan leiden tot lengtescheuren in de mediale meniscus - artrose door VKB is meer gerelateerd aan bijkomend meniscusletsel dan aan instabiliteit
34
Wat is de definitie van overbelasting?
Een stimulus (enkele/meervoudige fysiologische, psychologische of mechanische stressoren) die is toegepast op een menselijk biologisch systeem - mens kan biologisch systeem belasten over verschillende tijdsperioden en met variërende omvang (duur, frequentie & intensiteit)
35
Wat is een supercompensatie?
Als je trainingsprikkel toepast, gaat capaciteit/ belastbaarheid tijdelijk omlaag. Hier kun je beter van worden, dit heet een supercompensatie.
36
Hoe kan je belasting meten? 2 manieren
- objectief (GPS) versus subjectief (vragenlijst) - intern (BPM) versus extern (afgelegde afstand)
37
Wat zijn de 3 kapstok punten van sportgeneeskunde?
1. Educatie 2. Belasting management 3. Oefentherapie
38
Beschrijf de klinische diagnose tendinopathie?
1. Lokale pijn in relatie tot belasting 2. Lokale zwelling 3. Palpatiepijn
39
Beschrijf de 4 stappen van peespathologie?
1. Normaal 2. Reactieve cellen in weefsel 3. Desorganisatie peesstructuur 4. Volledige ruptuu
40
Met welke test kan je een achillespeesruptuur aantonen?
Thomson test = knijp in beide kuiten, als peesruptuur dan beweegt de voet niet mee EN voet hangt dan stijl naar beneden ipv beetje plantairflexie
41
Wanneer hoge incidentie acute hamstringsblessures?
- in periode van terugkeer naar sport - associatie vermoeidheid en overbelasting
42
Beschrijf de indeling van hamstringsblessures?
Graad 1 = verrekking Graad 2 = gedeeltelijke scheur Graad 3 = volledige scheur
43
Aan de hand van welke feiten is de diagnose graad I/II acute hamstringsblessure te stellen?
Acute pijn achterzijde bovenbeen 1. Aanspanpijn hamstrings 2. Rekpijn hamstrings (bij knie extensie) 3. Drukpijn hamstrings
44
Wat is de oefentherapie bij graad I/II acute hamstringsblessure?
Hoeksteen = opbouwend revalidatieprogramma Relevante additionele oefeningen - rompstabiliteit - hamstring krachtoefeningen - coördinatie/behendigheid
45
Aan de hand van welke feiten is de diagnose graad III acute hamstringsblessure te stellen?
- forse pijn met een 'knap' gevoeld - later ook hematoom - kracht leveren met hamstings moeizaam
46
Conservatieve behandeling graad III hamstringsblessure?
- direct revalideren - minder kracht na afloop
47
Operatieve behandeling graad III hamstringsblessure?
- kracht verbetert meer - hogere tevredenheid tov conservatief - hoger complicatierisico
48
Wat is MTSS?
= Mediaal tibiaal stress syndroom = shin splints = klinische diagnose Botoverbelasting
49
Beschrijf het continuüm van botblessures?
1. Geen afwijkingen van het bot 2. Bot stress reactie 3. Bot stress fractuur 4. Volledige fractuur
50
3 voorbeelden van geleidelijk ontstane overbelastingsblessures?
- achilles tendinopathie - delayed onset muscle soreness (DOMS) - mediaal tibiaal stress syndroom (MTSS)
51
3 voorbeelden van acuut ontstane overbelastingsblessures?
- peesruptuur (proximale hamstring, achillespees) - acute hamstringsblessure graad I-II - botfractuur
52
Wat is de DD bij een chronische wond?
- AVL/VVL - osteomyelitis - polyneuropathie - DM - verlaagde afweer - maligniteit
53
Met welke 4 aspecten is de diagnose osteomyelitis te stellen?
- anamnese en LO - röntgenbeeld - MRI scan - lab: maar kan normaal zijn
54
Wat is de behandeling bij osteomyelitis?
- afnemen diepe kweken - dood bot/vreemd lichaam verwijderen - langdurige antibiotica: 2 weken IV, 4 weken PO - bloedvoorziening en bedekking
55
Uit welke 3 gewrichten bestaat het enkelgewricht?
1. Bovenste spronggewricht = tibia-talus = articulatio talocrurale = plantairflexie en dorsaalflexie 2. Onderste spronggewricht = taluls-calcaneus = articulatio subtalare = varus en valgus 3. Articulatio midtarsale = pronatie en supinatie
56
In welke 3 delen kan de voet opgedeeld worden?
Voorvoet = metatarsale Middenvoet = middenvoetsbeentjes & tarsale Achtervoet = talus & calcaneus
57
Beschrijf de volgorde van scheuren van de ligamenten in de enkel bij een inversietrauma?
1. Ligamentum talofibulare anterior 2. Ligamentum calcanifibulare 3. Ligamentum talofibulare posterior Allemaal door = luxatie laterale malleolus
58
Welke structuren lopen door de tarsale tunnel?
- nervus tibialis posterior - arteria en vena tibialis posterior - pees m. tibialis posterior - pees m. extensor digitorum longus - pees m. extensor hallucis longus
59
Noem 2 verschillen tussen de tarsale en de carpale tunnel
- door de tarsale tunnel lopen ook 2 bloedvaten - door de tarsale tunnel lopen 3 pezen, door de carpale tunnel lopen 9 pezen
60
Wat betekend een gecompliceerde fractuur?
= open botbreuk
61
Wat betekend comminutief?
= meervoudige breuk
62
Waarom zijn fracturen van het onderbeen problematisch?
- ventraal en mediaal weinig/geen spiermanchet - kwetsbare huid voor veneuze insufficiëntie - vaak betrokken bij indirect/direct letsel - kwetsbare arteriële vaatvoorziening vd tibia - aanzienlijk risico mal-union/pseudo-artrose - compartimenten niet erg rekbaar
63
Welke 4 factoren zijn van belang bij een crurisfractuur?
- ongevalsmechanisme - mate van comminutie - weke delen letsel - dislocatie
64
Beschrijf de Gustilo-Andersen classificatie voor open fracturen?
Type I = open # met wond < 1cm lang & schoon Type II = open # met wond > 1cm zonder uitgebreide weke delen schade of avulsies Type III = open segment # met uitgebreide weke delen schade of traumatische amputatie
65
In welke 3 subcategorieën kan een Gustilo-Andersen type III fractuur worden verdeeld?
Type IIIa = met weke delen bedekking van de # - geen cortex bloot aan buitenlucht = minder snel uitdroging van het bot Type IIIb = met perioststripping en blootligging van het bot Type IIIc = met arterieel vaatletsel/zenuwletsel
66
Wat houdt débridement in?
Spanning loslaten van een weefsel door een incisie en het wordt met name gebruikt in de betekenis van het verwijderen van debris en dood weefsel
67
Waar moet de behandeling van een gecompliceerd onderbeenletsel in eerste instantie naar gericht zijn?
Voorkomen van infectie
68
5 redenen waarom kinderfracturen anders zijn dan fracturen op volwassen leeftijd?
- botten zijn elastischer - periost is dikker, steviger en actiever = remodeling - kinderen hebben groeischijven = remodeling - fracturen consolideren sneller - kinderen kunnen andersoortig onderliggend lijden hebben
69
Noem 3 typische kinderfracturen?
- Torus fractuur = fractuur maar periost nog intact - Greenstick fractuur = cortex aan 1 kant onderbroken, mogelijk buiging bot - Bowing fractuur = incomplete fractuur, vooral buiging van het bot
70
Noem kenmerken van remodeling van bot?
- groeischijf en periost zijn verantwoordelijk - reageren op veranderingen in positie en inwerkende biomechanische krachten - diafysair volgens wet van Wolff - aan holle kant bot bijvoegen door osteoblasten - aan bolle kant bot weggegeten door osteoclasten
71
Wat is een tijdelijke hemi-epifysiodese?
1 deel/kant van de groeischijf tijdelijk stilleggen zodat het bot recht kan groeien
72
Hoe werkt de groeischijf?
- in groeischijf zitten kraakbeencellen - groeihormoon & IGF-I zorgen dat kraakbeencellen zich constant vermenigvuldigen - lengte- en breedtegroei
73
Noem 2 synoniemen van groeischijf?
Epifysair schijf Secundaire ossificatiekern
74
Noem 6 factoren die remodeling beïnvloeden?
- rest-groeipotentieel van betreffende schijf - mate van dislocatie - richting van dislocatie - afstand tot groeischijf - stabiliteit - tijd verstreken sinds ongeval
75
Wat is een antecavatie deformiteit?
= deformatie sagittale vlak van de epifyse
76
Welke classificatie wordt gebruikt voor letsels van de groeischijf zelf?
Salter-Harris classificatie Type I = recht door groeischijf Type II = door groeischijf & metafyse - 8% later groeistoornis Type III = door groeischijf & epifyse - intra-articulair, proliferatieve zone Type IV = door groeischijf & epifyse & metafyse - intra-articulair, proliferatieve zone Type V = crush door axiaal trauma
77
Hoe is een Salter-Harris type V letsel op een röntgenfoto te herkennen?
Radius te kort tov de ulna
78
Wat is de behandeling bij een Salter-Harris type V letsel?
- stop groei ulna - verkort ulna - vergroot radius
79
Wat is belangrijk om te onthouden bij een Salter-Harris type I/II?
Na 7-10 dagen geen repositie meer uitvoeren WANT dan grote kans dat de kiemlaag wordt beschadigd Bij type III/IV juist altijd anatomische reductie uit te voeren via een operatie
80
Welk beeld is pathognomonisch voor solitaire bot cyste?
Stukje periost dat door zwaartekracht binnen cyste beweegt
81
4 opties voor enkeldistrosie?
Supinatie - endorotatie Supinatie - adductie Pronatie - exorotatie Pronatie - abductie
82
Wat is een triplane fractuur?
Fractuur in 3 vlakken: coronale vlak, sagittale vlak en transversale valak Kan alleen optreden bij het sluiten van de epifysairschijf Bijv. torsie trauma, waarbij nog niet gesloten laterale deel groeischijf eraf draait
83
Wat is de definitie van osteomyelitis?
Een ontstekingsreactie van het gehele bot (beenmerg, periost en endost) door een infectie met een micro-organisme
84
Beschrijf de pathogenese van hematogene osteomyelitis?
- binnendringende micro-organismen nestelen zich in Haverse kanalen - bacteriën ontsnappen aan immuunsysteem - chemotaxis polymorfonucleaire leukocyten = stijging BSE en CRP
85
Op welke 3 manieren kunnen bacteriën in het bot aan het immuunsysteem ontsnappen?
- hechten aan beschadigd bot: locus minoris resistentiae - dringen binnen in de osteoblasten - vormen een microfilm van glycocalyx
86
Beschrijf de pathofysiologie/kenmerken van osteomyelitis?
- interstitieel oedeem - bloedvaten dichtgedrukt - zone van necrotisch bot - lichaam gaat afkapselen = abcedering - stimulatie primitieve mesenchymale cellen - vorming reactief bot voor verdere isolatie - subperiostale doorbraak van infectie - vorming subperiostaal abces - periost reageert met vorming nieuw bot rondom = involucrum, maar kan weer doorbreken - chronische osteomyelitis - sekwestervorming (= dood, overblijvend bot)
87
Noem 7 risicofactoren voor hematogene osteomyelitis?
- endocarditis - intravasculaire hulpmiddelen - orthopedische implantaten - intraveneus drugsgebruik - hemodialyse - sikkelcelziekte - recente operatie
88
3 kenmerken van acute osteomyelitis
- micro-organismen - infiltraten van neutrofielen - trombosering en stuwing bloedvaatjes
89
2 kenmerken van chronische osteomyelitis
- necrotisch bot (= afwezigheid osteocyten) - granulatie- en fibreus weefsel vervangt bot
90
Beschrijf de diagnostische mogelijkheden betreft osteomyelitis?
- koorts - verhoogd BSE, CRP, leukocytose, linksverschuiving - lokale pijn - eerste 2 weken geen radiologische afwijkingen, later wel - hotspot op skeletscintigrafie - later lokale infectieverschijnselen: rood, warm en gezwollen - fistulografie - bacteriologische kweken
91
Beschrijf de radiologische afwijkingen die te zien zijn na 2 weken osteomyelitis?
- holtevorming - periostale botvorming - sekwesters - sclerose
92
Noem de verwekkers van hematogene osteomyelitis bij algemene volwassenen?
- 50% = s. aureus - enterobacter - streptococcus - zeldzaam = b-hemolytische streptokokken, TB, candida, Bertonella, etc.
93
Noem de verwekkers van hematogene osteomyelitis bij drugsgebruikers?
- pseudomonas aeruginosa - serratia marcescens - candida albicans
94
Noem de verwekkers van hematogene osteomyelitis bij immuungecompromitteerde patiënt?
Aspergillus spp.
95
Noem de verwekkers van hematogene osteomyelitis bij ernstige letsels aan botten en weke delen?
Clostridium welchii Clostridium tetani
96
Noem de verwekkers van non-hematogene osteomyelitis bij volwassenen?
- s. aureus > 50% - coagulase negatieve staphylococcen - aerobe gram-negatieve staven tot 30% - zeldzaam: TB, schimmels, corynebacterium
97
Noem de verwekkers van osteomyelitis bij neonaten < 4 maanden?
- s. aureus - groep A en B streptokokken - e. coli
98
Noem de verwekkers van osteomyelitis bij kinderen algemeen?
- s. aureus - s. pneumoniae - voor vaccinatie: h. influenzae - kingella kingae - enterobacter
99
Noem de verwekkers van osteomyelitis bij kinderen tussen 4 maanden tot 4 jaar?
- s. aureus - s. pneumoniae - voor vaccinatie: h. influenzae - kingella kingae - enterobacter
100
Noem de verwekkers van osteomyelitis bij kinderen > 4 jaar?
- s. aureus = 80% - groep A streptokokken - voor vaccinatie: h. influenze - kingella kingae - enterobacter
101
Beschrijf de behandeling van osteomyelitis?
- NA afname bloedkweken en evt. punctie - breedspectrum antibioticum hoge dosis - langdurige AB - radiologische en lab controles - bij abcedering of sekwesters: chirurgie
102
Beschrijf de presentatie van septische artritis?
- koorts - geïrriteerd - Bonnetse stand: flexie stand heup/knie - pijnlijk ledemaat
103
Noem de 4 punten van de Kocher criteria voor septische artritis?
1. Niet belasten op aangedane zijde 2. Bezinking > 40 3. Koorts > 38.5 graden 4. Leukocyten > 12
104
Wat is de behandeling van septische artritis?
- multidisciplinair - chirurgische drainage - antibiotica 1-6 weken - IV tot normalisatie CRP, minimaal 4 weken
105
Noem 7 complicaties van septische artritis?
- gewrichtscontractuur - heupluxatie - groeistoornissen - beenlengteverschil - gewrichtsdestructie - verandering looppatroon - osteonecrose
106
Noem 4 kenmerken van een meningococcen sepsis?
- zeer agressief beloop - compartimentsyndroom - groeischijfletsel: groeistop & standsafwijkingen - noodzaak tot amputatie
107
Welk ligament vormt de verbinding tussen de tibia en de fibula?
Syndesmose - ligamentum tibiofibulare posterior - ligamentum tibiofibulare anterior Functie = stabilisatie enkelvork Is niet hetzelfde als membrana interossea
108
Uit welke 3 ligamenten bestaat het laterale bandcomplex van de enkel?
- ligamentum talofibulare anterior - ligamentum talofibulare posterior - ligamentum calcaneofibulare
109
Wat is de functie van het laterale bandcomplex van de enkel?
Geeft beperking in - inversie - anterieure verplaatsing - endorotatie
110
Uit welk ligament bestaat het mediale bandcomplex van de enkel?
Ligamentum deltoideum
111
Wat is de functie van het mediale bandcomplex van de enkel?
Geeft beperking in - eversie - laterale verplaatsing van de talus - exorotatie
112
Het is belangrijk dat de enkelvork altijd ... is?
Congruent = gelijkvormig voor alle posities van de talus
113
Wat zijn de 3 pijlers van diagnose van enkelbandletsel?
- anamnese: traumamechanisme, pijn - LO: hematoom, instabiliteit - testen: voorste schuiflade test, inversie stress test en eversie stress test
114
Beschrijf inversietrauma van de enkel?
- supinatie + plantairflexie - laterale enkelligamenten kapot - gebeurt relatief makkelijk
115
Beschrijf eversietrauma van de enkel?
- pronatie + dorsaalflexie - mediale enkelligamenten kapot
116
Welk ligament test je bij het uitvoeren van de voorste schuiflade test?
Ligamentum talofibulare anterior - positief als 4 mm uitslag
117
Welk ligament test je bij het uitvoeren van de inversie stress test/talar tilt?
Ligamentum calcaneofibulare - positief als 5-10 graden uitslag
118
Welk ligament test je bij het uitvoeren van de eversie stress test?
Ligamentum deltoideum
119
Beschrijf kenmerken van de behandeling van enkelbandletsel?
- afhankelijk van ernst - zwelling voorkomen: zwachtelen, koelen - oefenen binnen pijngrens - zware belasting vermijden - eventueel brace of fysiotherapie CAVE chronische instabiliteit
120
Wat is het doel van de Ottawa Ankle Rules?
Beoordelen waarschijnlijkheid van fractuur tegenover bandletsel
121
Bij de Ottawa Ankle Rules wordt drukpijn beoordeeld op 4 verschillende punten, welke?
A = drukpijn uiterste 6 cm van distale fibula B = drukpijn uiterste 6 cm van mediale malleolus C = drukpijn basis metatarsale 5 = aanhechting peroneus pees D = drukpijn over os naviculare
122
Wanneer is een voet onbelastbaar?
Als de patiënt niet in staat is om 4 stappen te zetten
123
Wat zijn 3 indicaties voor het maken van een foto van het gehele onderbeen?
- maisonneuve fractuur: scheur membrana interossea met proximale fibulafractuur - fractuur basis metatarsale 5 - hoge druk bij inversie - indirect als tractieletsel peroneuspezen
124
Beschrijf de 3 typen enkelfracturen volgens de Weber classificatie?
Weber A = fibula # infra-syndesmotisch Weber B = fibula # trans-syndesmotisch Weber C = fibula # supra-syndesmotisch
125
Noem een andere classificatie voor enkelfracturen en noem hiervan kenmerken?
Lauge-Hansen classificatie - relatie traumamechanisme met fractuurtype = nauwkeuriger dan Weber - stand voet als uitgangspositie: supinatie/pronatie - richting inwerkende krachten talus tov tibia - abductie, adductie en exorotatie
126
Beschrijf het mechanisme van Lauge-Hansen bij supinatie-adductie trauma?
I. Distale fibula/laterale ligamenten II. Mediale malleolus (stijle fractuur) = Weber B letsel
127
Beschrijf het mechanisme van Lauge-Hansen bij supinatie-exorotatie trauma?
I. Anterieure syndesmose II. Fibula III. Posterieure syndesmose/tertius IV. Ligamentum deltoideum/mediale malleolus
128
Beschrijf het mechanisme van Lauge-Hansen bij pronatie-abductie trauma?
I. Ligamentum deltoideum/mediale malleolus II. Syndesmose/tertius III. Distale fibula
129
Beschrijf het mechanisme van Lauge-Hansen bij pronatie-exorotatie trauma?
I. Ligamentum deltoideum/mediale malleolus II. Anterieure syndesmose/membrana interossea III. Fibula (hoog) IV. Posterieure syndesmose/tertius
130
Wat is het doel van de behandeling van enkelfracturen?
Streven naar stabiliteit EN congruentie
131
Noem kenmerken van de aandoening 'fibula hemimelia'?
= postaxiaal reductiedefect - korter onderbeen, soms korter bovenbeen - laterale voetstralen kunnen ontbreken - vaak afwezige voorste kruisband - m. peroneus longus/brevis kunnen minder/niet aanwezig zijn - deficiëntie laterale femurcondyl - vaak valgusstand knie
132
Epidemiologie van fibula hemimelia?
- meest voorkomende vd congenitale lange pijpbeen deficiënties - vaak gepaard met andere afwijkingen van ledematen - man:vrouw = 2:1 - vaker unilateraal dan bilateraal - vaker rechts dan links
133
4 mogelijke oorzaken van fibula hemimelia?
- genetisch - vasculair - teratogeen - maternale virale infectie
134
Noem 4 echoscopische kenmerken van fibula hemimelia?
- hypoplasie/aplasie van fibula - verkorting/mal-alignment vd tibia - aquinovalgus stand van de voet - mogelijke afwezigheid deel van voet/tenen
135
Noem 5 voetafwijkingen bij de geboorte?
- metatarsus adductus - klompvoeten - hakvoeten - platvoeten - congenitale verticale talus (CVT)
136
Noem 5 kenmerken van metatarsus adductus?
- mediale deviatie voorvoet - 12% vd neonaten - positieafhankelijke deformiteit - 90% corrigeert spontaan bij 4 jaar oud - gipsredressies tussen 6-12 maanden als rigide
137
Noem 4 kenmerken van klompvoeten?
= pes equino-varus-adductus - structurele misvorming in voet en enkel - 80% idiopathisch - 20% door skeletdysplasie, congenitale neurologische aandoening, etc. - man:vrouw is 2:1 - 50% dubbelzijdig
138
Welke 4 uiterlijke kenmerken zijn zichtbaar bij klompvoeten?
C = Cavus A = Adductie van de voet V = varus van achtervoet E = Equinus/spits van de enkel
139
Noem 4 essentiële laesies bij klompvoeten?
- displacement van subtalaire complex - deviatie van talushals naar mediaal en plantair - verkorting pezen, spieren en ligamenten - tekort aan huid en subcutis
140
Wat zijn behandelingsmogelijkheden van klompvoeten?
- correctie van essentiële laesie - derotatie van subtalair complex - op lengte brengen van spieren en pezen OF behandeling (Ponseti) serial casting
141
Behandeling pes equinus/spitsvoet?
Percutane achillestenotomie
142
Beschrijf kenmerken van hakvoet?
= pes calcaneovalgus - veel frequenter dan klompvoeten - door intra-uteriene malpositie - behandeling niet nodig
143
Beschrijf kenmerken soepele platvoet?
- > 95% geen klachten - soepele voetwortel en enkel - fysiologische pedes planovalgi - geen behandeling nodig
144
Wat is een mogelijke oorzaak van een pijnlijke platvoet?
Calcaneo-naviculaire coalitie
145
Wat is de definitie van tarsale coalitie?
Fibreuze/cartilaginaire/benige verbinding tussen twee of meer botten in de achter- en middenvoet
146
Beschrijf de klinische presentatie van een tarsale coalitie?
= 'peroneal spastic flatfoot' = rigide platvoet - verminderde subtalaire beweeglijkheid - symptomen op late kinderleeftijd/adolescentie - pijn belastingsafhankelijk - bij tenenstand géén varuskanteling in achtervoet
147
Wat is de epidemiologie van tarsale coalitie?
- 2-6% - meest voorkomend = calcaneo-naviculair & talo- calcaneair - autosomaal dominante overerving - 50% dubbelzijdig
148
Wat is de pathogenese van tarsale coalitie?
- pijn mogelijk door stressfractuur in coalitie - pijn in aangrenzende gewrichten door verminderde beweeglijkheid - eerste symptomen vanaf 10 jaar - vaker bij fibula aplasie, tibia aplasie, congenitaal verkort femur, klompvoet
149
Beschrijf de kenmerken van een holvoet?
= pes cavus: mediale cavus + reactieve achtevoet varus - meestal nooit aangeboren, na 5-6 jaar - 70% relatie met neurologische pathologie - congenitale myopathie, spierdystrofie, etc.