HC 6: stabiele AP en ACS Flashcards

1
Q

Hoe wordt aanvullende diagnostiek bij pijn op de borst gekozen?

A
  • Anamnese en lichamelijk onderzoek, bij vermoeden op instabiele AP naar eerste hulp
  • Comordibiteit weten (heeft patiënt al dodelijke kanker) en kwaliteit van het leven bekijken, revascularisatie vitaal? Anders medicatie
  • Aanvullend onderzoek, echo, ecg
  • Pre-kans bepalen en post kans
  • CT scan, als daar iets uit blijkt direct angiogram of andere testen.
    Heeft grote negatief voorspellende waarde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is atherosclerose?

A

Vetophoping door cholesterol, roken en shear stress in de intimi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen een stabiele en instabiele plaque?

A
  • Stabiele plaque: weinig vet, dikke cap, veel bindweefsel. Scheurt niet gemakkelijk, kan wel flinke vernauwing veroorzaken
  • Instabiele plaque: veel vet, veel ontstekingscellen en macrofagen (leidt tot meer cholesterolophoping) en dunne cap die kan scheuren waarbij stolsel kan ontstaan en bloedvat afgesloten kan worden –> acuut coronair syndroom.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen stabiele AP en instabiele AP?

A

Stabiele AP: stabiele plaque
Instabiele AP: instabiele plaque, of STEMI (thrombus die bloedvat afsluit, st-segment elevatie)
of NSTEMI (thrombus die niet volledige bloedvat afsluit, non st-segment elevatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen stabiele AP en instabiele AP?

A

Stabiele AP: stabiele plaque
Instabiele AP: instabiele plaque, of STEMI (thrombus die bloedvat afsluit, st-segment elevatie)
of NSTEMI (thrombus die niet volledige bloedvat afsluit, non st-segment elevatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het probleem bij angina pectoris?

A

Mismatch van zuurstofvraag en aanbod vooral bij inspanning of van warm naar koud gaan (vasoconstrictie leidt tot hogere stenose graad).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor worden zuurstofvraag en aanbod bepaald?

A

Zuurstofvraag: wandspanning, contractiliteit, hartslag
Zuurstofaanbod: diastolische druk, weerstand in coronaire, zuurstoftoevoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandeling stabiele AP:

A
  • Lifestyle management
  • Medicamenteus
  • Revascularisatie
  • Cardiale revalidatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behandeling ACS:

A
  • Revascularisatie (bij STEMI direct nodig, bij instabiele AP en Nstemi niet)
  • Medicijnen
  • Lifestylemanagement
  • Cardiale revalidatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke medicatie wordt gegeven bij stabiele AP?

A

Anti-ischemische medicatie:
* Beta blokkers, verlagen HF
* Verlagen bloeddruk, calcium antagonisten en ACE remmers
Voorkomen events:
* statines (progressie atherosclerose remmen)
* DOAC (stollingssysteem remmen)
* Bloedplaatjesremmers (aspirine, clopidogrel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is acute stent trombose?

A

Trombose na stent plaatsing, moet dus ook bloedplaatjesremmers en statines geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is revascularisatie beter bij stabiele AP?

A

Na lang last houden van klachten bij medicatie.
Bij 3 vatslijden, of een hoofdstamstenose (linker coronair). Waarbij ischemie boven 10% komt.

Of na invasief testen: FFR< 0.8 en iwFR < 0.89 = stenose plaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt bepaald of je naar de interventiecardioloog gaat (PCI) of naar de chirurg (CABG)?

A
  • Waar de vernauwing zit en in hoeveel vaten: 1 of 2 = interventie, tenzij het in de LAD zit.
  • Risicofactoren: diabetes
  • Stent mogelijk of toch graft nodig
  • Lokale factoren, waar ziekenhuis in gespecialiseerd is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar kan je een STEMI aan herkennen?

A

Aan ST-elevatie op ecg, en cardiale markers (maar dat heeft Nstemi ook)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is er een sinusritme?

A

Als in afleiding II, alle p toppen gevolgd worden door een QRS en het positief is in 2,3 en negatief in AVR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Medicatie bij acuut coronair syndroom:

A
  • Anti thromotische medicatie: heparine
  • Anti stolling: aspirine of P2Y12 receptor inhibitor (clopidogrel)
  • Pijnstilling
  • Zuurstof
  • Nitraten.
16
Q

Wat is de golden five voor het voorkomen van stent atherosclerose en nieuw ACS?

A
  • Aspirine
  • P2Y12 receptor inhibitor
  • ACE remmer (verlagen bloeddruk)
  • Beta blokker (verlagen hartfrequentie)
  • Statines (verlagen sclerose)