HC 2: pd Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen instabiele AP en (n)stemi?

A
  • Instabiele AP: geen volledige afsluiting door de trombus, je meet geen cardiale markers
  • (N)stemi= afsluiting door trombus, je meet cardiale markers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat is het verschil tussen instabiele AP en (n)stemi?

A
  • Instabiele AP: geen volledige afsluiting door de trombus, je meet geen cardiale markers
  • (N)stemi= afsluiting door trombus, je meet cardiale markers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke angina pectoris soorten zijn er?

A
  1. Typische angina:
    - drukkend gevoel op borst, uitstraling naar de nek, schouder of arm
    - verergert bij inspanning of emotie
    - stopt bij rust of het gebruik van nitraten binnen 5 minuten.
  2. Atypische angina:
    - Bij 2 van bovenstaande symptomen
  3. Thoracale pijn, geen angina:
    - Bij 1 of geen van bovenstaande symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is aanvullend onderzoek bij vermoeden op angina pectoris?

A

Invasief: hartkatheterisatie (angiogram)
Non invasief: fietstest, nucleaire scan/MIBI spectaculair (1 in rust en 1 bij inspanning –> vegelijken), dobutamine stress echo (wandbewegingsstoornissen), CT-scan (uitsluiten van coronair lijden), MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan er uit een ct blijken?

A

Hoe veel kalk de patiënt heeft in zijn coronairen, dus de calciumscore

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wil je weten van een patiënt met pijn op de borst?

A
  • Leeftijd
  • Risicofactoren
  • Soort pijn (drukkend)
  • Uitstraling
  • Relatie met inspanning, eten en emotie (meer zuurstof nodig)
  • Houdingsafhankelijk (pericarditis)
  • Dyspnoe
  • Fysieke inspanning
  • Lichamelijk onderzoek (hypertensie, pericardwrijven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn differentiaal diagnosen bij pijn op de borst?

A
  • Musculoskeletaal (na inspanning)
  • hyperventileren (dyspnoe)
  • Gastro-intestinaal/reflux esophagitis (zuurbranden na eten)
  • Pulmonaal:
  • pneumonie (dyspnoe, koorts, hoesten)
  • longembolie (pijn vast aan ademhaling, dyspnoe)
  • pneumothorax
  • Cardiaal:
  • pericarditis (pijn minder bij gebogen zitten, pericardwrijven, koorts)
  • aortaklepstenose (dyspnoe, souffle)
  • ritmestoornis (palpitaties)
  • coronairlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe worden zuurstofaanbod en vraag bepaald?

A
  • Zuurstofaanbod: perfusiedruk, vaatweerstand, hoeveelheid zuurstof dat vervoerd wordt door het bloed
  • Zuurstofvraag: hartfrequentie, contractiliteit en wandspanning.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het eerste onderzoek wat je doet bij pijn op de borst?

A
  • ECG (kijken of er geen stemi is, geen ST elevatie)
  • Echocardiogram (afwijkingen in ventrikelfunctie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly