HC 6-7 psychologie Flashcards

1
Q

Het sensomotorische stadium bestaat uit 6 stadias in welke stadium bevind het kind zich als:

Object permanentie plaast vind

A. Eenvoudige reflexen

B. Secundaire circulaire reacties

C.Coördinatie van secundaire circulaire reacties

D. Het begin van denken

A

C. Coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 maanden)à in dit stadium is er sprake van intentioneel gedrag= gedrag waarbij verschillende schema’s gecombineerd en gecoördineerd worden tot één enkele actie om een probleem op te lossen (denk aan knuffels kunnen verplaatsen om zijn favoriet te kunnen pakken). Ook is dit de periode waarin objectpermanentie zich vormt= dat kinderen beseffen dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan, ook als zijn ze onzichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het sensomotorische stadium bestaat uit 6 stadias in welke stadium bevind het kind zich als:

Er mentale representatie onstaat en een ouder gaat imiteren als die niet aanwezig is?

A. Eenvoudige reflexen

B. Secundaire circulaire reacties

C. Eerst gewoonten en primaire circulaire reacties

D. Het begin van denken

A

D. Het begin van denken (18-24 maanden)à in deze fase ontstaat mentale representatie= een innerlijke voorstelling van een gebeurtenis of object (er gaat een wereld van fantasie open). En indirecte imitatie ontstaat= een handeling waarbij een persoon die niet meer aanwezig is, wordt geïmiteerd door kinderen die eerder getuige zijn geweest van soortgelijke handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Volgens Piaget bevindt het kind zich tussen de 0-2 jaar in:

A. Sensomotorische stadium

B. Pre-operationele stadium

C. Concreet operationele stadium

D. Formeel operationele stadium

A

A. Sensomotorische staiudm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het sensomotorische stadium bestaat uit 6 stadias in welke stadium bevind het kind zich als:

Een speen ziet en het vast kan pakken en in zijn mond doet om te zuigen?

A. Eenvoudige reflexen

B. Secundaire circulaire reacties

C. Eerst gewoonten en primaire circulaire reacties

D. Het begin van denken

A

C. Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 maanden)à baby’s beginnen eerdere afzonderlijke acties tot geïntegreerde activiteiten te coördineren (denk aan van vastpakken ook erop zuigen/ aankijken en aanraken) maar het is vooral op zichzelf gericht (op het eigen lichaam). In deze fase wordt een begin gemaakt met de ontwikkeling van cognitieve schema’s. Circulaire reacties ontstaan door herhaling en zo wordt het begin van een schema gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Volgens Piaget bevindt het kind zich tussen de 7-12 jaar in:

A. Sensomotorische stadium

B. Pre-operationele stadium

C. Concreet operationele stadium

D. Formeel operationele stadium

A

C. Concreet operationele stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het sensomotorische stadium bestaat uit 6 stadias in welke stadium bevind het kind zich als:

Als de ouder Dada blijft herhalen en het kid herhaalt het

A. Eenvoudige reflexen

B. Secundaire circulaire reacties

C. Eerst gewoonten en primaire circulaire reacties

D. Het begin van denken

A

B. Secundaire circulaire reacties (4-8 maanden)à in deze fase verbreed de cognitieve horizon van zichzelf naar de omgeving. Secundaire circulaire reacties zijn schema’s die betrekking hebben op herhaalde acties die gewenst resultaat opleveren (denk het na zeggen van kinderen waardoor ze anderen imiteren). Het steeds meer gebruik maken van stem en imiteren van anderen zijn medebepalend voor de ontwikkeling van taal een vorming van sociale relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welke fase groeit het symbolisch denken?

A

Pre operationele stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Alle kinderen doorlopen deze stadia maar niet allemaal op dezelfde leeftijd.

Benoem 2 factoren die invloed hebben op de doorloop van deze stadias.

A

Motorische ontwikkeling & Omgevingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat verstaan we on der het wordt adaptatie?

A

Aanpassingsvermogen

Je ontdekt nieuwe dingen die je verwerkt in je schema.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem 5 kritiekpunten van Piaget’s theorie

A
  • Overgang van ene stadium naar andere minder abrupt: meer golfbeweging
  • Verband tussen motorische en cognitieve ontwikkeling overdreven
  • Objectpermanentie ontwikkelt zich pas vlak voor eerste levensjaar (al eerder, maar motorische vh nog niet ontw)
  • Baby’s kunnen basale gezichtsuitdrukkingen van volwassenen al een paar uur na geboorte imiteren
  • Geen aandacht voor verschillen tussen culturen
  • Kinderen al bij geboorte inzicht in hoeveelheden
  • Conservatie kan getraind worden/dus niet voorwaardelijk voor volgend stadium
  • Tegenwoordig: meer kijken wat kind al wel kan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem de volgorde en de leeftijd bijhoorden bij de cognitieve ontwikkelingsstadia van Piaget

A
  • Sensomotorische stadium (0-2 jaar)
  • Pre operationele stadium (2-7 jaar)
  • Concreet operationele stadium (7-12 jaar)
  • Formeel operationele stadium (> 12 jaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe noem je het proces waarbij een kind een handeling imiteerd van iemand die hij eerder getuige van is geweest?

A

indirecte imitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welk stadium kunnen kinderen als ze kunnen decentreren?

A

Concreet operationele stadium (7-12)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke Stadium volgens de Theorie van Piaget bevindt het kind zich als het kind abstract kan denken

A

Formeel-operationele stadium à het stadium waarin mensen het vermogen ontwikkelen om abstract te denken. Volgens Piaget rond twaalf jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt bedoeld met assimilatie?

A

Nieuwe ontdekkingen in bestaan schema opnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Volgens Piaget bevindt het kind zich tussen de 2-7 jaar in:

A. Formeel operationele stadium

B. Concreet operationele stadium

C. Pre-operationele stadium

D. Sensomotorische stadium

A

C. Pre operationele stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welk stadium kunnen kinderen propositioneel denken en wat houdt dit in?

A

Formeel-operationele stadium

propositioneel denken: Abstracte logica bij afwezigheid van concreet voorbeeld (vooruitdenken: paraplu meenemen: kán gaan regenen)

18
Q

In welke fase ontwikkelen kinderen het symbool gerbruik?

A

Pre operationele stadium

19
Q

Volgens Piaget bevindt het kind die twaalf jaar en ouder is in:

A. Formeel operationele stadium

B. Concreet operationele stadium

C. Pre-operationele stadium

D. Sensomotorische stadium

A

A. Formeel operationeel stadium

20
Q

In welke stadium heeft een kind nog moeite met het scheiden van fantasie en werkelijkheid.

A

Pre operationele stadium

21
Q

Welke factoren zijn Volgens Vygotsky belang bij de cognitieveontwikkeling?

A
  • Geheugen (brein: werkgeheugen en het lange termijngeheugen)
  • Kennis (cognitie)
  • Aandacht functie( de manier waarop wij leren)
22
Q

Wat is Piaget’s visie op leren?

A
  • kinderen leren op een ander manier dan volwassenen
  • Actie is kennis leren door te doen
  • Een kind is
  • Alle kinderen doorlopen 4 stadia’s maar niet op de zelfde leeftijd.
23
Q

Wat zijn schema’s?

A

Netwerken in je hoofd over een bepaald onderwerp(woord), die steeds worden steeds aangepast.

24
Q

Hoe heet het proces waarin je informatie uit je brein haalt om deze te gebruiken?

A

Retrieval

25
Q

geef 3 verklaringen voor infantiele amnesie

A
  1. Bij een baby hersen emotiecentrum en herinneringscentrum zijn nog niet aan elkaar gekoppeld. Het is makkelijker om iet te herinneren als er een emotie aan gekoppeld is. Sterke verbinding door emotie.
  2. Opslagcapaciteit is nog niet ontwikkeld omdat deze gekoppeld zijn aan dingen die je al weet
  3. De hersnen zijn taal gebaseerd
26
Q

Uit welke 6 stadias bestaat de Sensomotorische stadium?

A
  1. 0-1 maanden eenvoudige reflexen
  2. Eerste gewoonten en primaire circulaire reactie 1-4 maanen: reflexen met activiteiten combineren, gericht op eigen lichaam
  3. secundaire reacties 4-8 maanden reactie op omgeveing, imiteren en stemgebruik
  4. Coördinatie van secundaire circulaire reactie 10-12 maanden: intentioneel gedrag conbineren van schema’s om problemen op te lossen. bijv: opzoek gaan naar knuffel door andere knuffels weg te schuiven. vormen van opbjectpermanentie.
  5. Tertiaire circulaire reacties 12-18 maanden: gaan niet meer alleen herhalen maar gaan dingen uitproberen. kind Gaat handelingen verrichten om te kijken wat voor gevolgen er zijn
  6. Het begin van denken 18-24 maanden: dingen onthouden als persoon er niet meer is
27
Q

In wek stadium kunnen kinderen abstract denken?

A

Formeel-operationele stadium 12+

28
Q

In welke fase hebben kinderen problemen met concervatie en wat wordt met deze term bedoel?

A

**Pre operationele stadium

conservatie:**
Kwantiteit (hoeveelheid) is niet afhankelijk van de opstelling en uiterlijke verschijningsvorm van objecten: acht knopen blijven acht knopen, ongeacht hoe je ze neerlegt

29
Q

In welk stadium kunnen k9inderen Hypothetish-deductief redeniren en wat houdt dit in?

A

Formeel-operationele stadium (12+)

30
Q

In welk fase ervaren kinderen het onvermogen om op meer dan een kenmerk te letten en hoe heet dit vermogen?

A

Pre operationele stadium; centratie

31
Q

In welke fase begint het kind kan een kind verder denken dan het hier en nu?

A

Pre operationele stadium

32
Q

Hoe kijkt Vygotsky naar de cognitieve ontwikkeling?

A

Vygotsky

cognitieve ontwikkeling is het resultaat van sociale interacties waarin kinderen leren door geleide participatie

33
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat de Triachische theorie van intelligentie (sternberg)?

A
  1. Analytische element (IQ)
    1. Het vermogen om de wereld te kunnen begrijpen
    2. Rationeel denken
    3. Middelen inzetten om problemen op te lossen
  2. Creatieve element
    1. Nieuwe dingen bedenken zonder dat je daar een associatie in bent.
    2. Creatief oplossen van bepaalde problemen
  3. Contextuele (praktische) element
    1. In de praktijk handelen en zien dat je daar goed in bent
34
Q

Hoe noem je Het vermogen om de wereld te kunnen begrijpen, rationeel te kunnen denken en om middelen in te zetten om problemen op te lossen?

A

Intelligentie

35
Q

Hoe zag Gardner de intelligentie?

A
  • Andere manieren kunnen laten zien dat je ook intelligent bent
  • Je kunt door het gebruiken van andere elementen informatie onthouden en verwerken en de wereld om je heen begrijpen.
36
Q

Wat is het verschil tussen Pygmalion-effect en gollem-effect?

A
  • Pygmalion-effect: verwachtingen van opvoeder/leraar ten aanzien van het kind beïnvloeden de ontwikkeling
  • Gollem-effect: verwachting van het kind beinvloed de ontwikkeling.
37
Q

Is de volgende bewering waar of niet waar:

Informatieverwerkingstheorie richt zich op de manier waarop mensen informatie coderen, opslaan en terughalen.

A

waar

38
Q

Een algemene weergave van de volgorde hoe dingen moeten gaan of verlopen noem je:

A. Coderen

B. Myilenisatie

C. Scripts

D. Metacognietie

A

C. Scripts

39
Q

Het kunnen uitsluiten van informatie wat niet belangrijk is noem je:

A. Metacognitie

B. reflex

C. Script

D. Cognitive inhibitie

A

D. Cognitieve inhibitie

40
Q

Hoe kun je Intelligentie bij babies meten?

A. IQ test afnemen

B. kijken naar verwerkingssnelheid

C. Cito-toets

A

B.

41
Q

Wat is volgens Vygotsky nodig om te leren?

A
  • Taal beïnvloed denkenà aanleren van gedrag/kennis is talig
  • Sociale interactieà is er belangrijk voor het aanleren van kennis
  • Culturele factoren hebben ook een invloed