HC 2-4 Psychologie Flashcards

1
Q

Wat wordt bedoeld met kritische periode?

A

De periode waarin kind moet zijn blootgesteld aan een prikkel (visueel, motorisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt verstaan onder gevoelige periode

A

De beste periode om een kind te bloot te stellen aan een prikkel Ontwikkelt zich in deze periode het snelst en het best in een bepaalde vaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar moet de opvoeding zich op richten volgens Adelle Diamond.

A

Het ontwikkelen van executieve functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn executive functies?

A

Dit zijn belangrijke denkprocessen waarmee een kind sociaal en doel gerichte gedrag kan uitvoeren en vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke manier moet je volgens Adelle diamond kijken naar een kind die negatief gedrag vertoond.

A

je ziet het kind niet als negatief, of vervelend maar hebben moeite met executieve functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je vraagt Marion 6 jaar om even de schaar en de pen te halen uit de kast. Marion rent naar de kast en komt terug met een liniaal.

Hier wordt gesproken over:

A. Plannen en organiseren

B. Volhouden van aandacht en verwerkingssnelheid

C. Wekgeheugen

A

C. werkgeheugen Het vermogen om informatie eve vast te houden tijdens het uitvoeden van een taak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke executieve functie hoort bij welke cluster

  1. cluster 1 A. werkgeheugen
  2. Cluster 2 B. Volhouden aandacht/verwerkings snelheid
  3. Cluster 3 C. Emotieregulatie
  4. Cluster 4 D. Responsinhibitie
  5. Cluster 5 E. Cognitieve flexibiliteit
  6. Cluster 6 F. Aandacht richten en vast houden
  7. Cluster 7 G. Plannen en organiseren
A
  1. G
  2. F
  3. B
  4. C
  5. A
  6. D
  7. E
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is volgens Adelle Diamond positieve strategieën die bijdragen aan zelfregulerend vermogen van een kind?

A
  • Het benoemen van gevoel - Uitleggen wat niet mag en alternatief gedrag aanbieden - Voordoel - Niet straffen maar time-out om rustig te worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

casus: Je gaat verven met de klas en je wilt cluster 1 ontwikkelen. wat voor gedrag vertonen kinderen die dit vermogen al hebben ontwikkeld?

A. Doelgericht aan het werk gaan

B. aandacht te richten en vast houden

C. Emoties te onderdrukken om een taak at te kunnen maken

A

A. Doel gericht aan het werk gaan

Bij kinderen die dit vermogen al hebben ontwikkeld gaan meteen aan de slag en weten ook wat ze moeten pakken en wat voor handelingen bij deze activiteit horen. Bijvoorbeeld: - het pakken van kwasten - het aandoen van een schort. - Weten ook waar alles ligt - kunnen deze handeling op een efficiënte en planmatige manier uitvoeren.

Plannen en organiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Jairo 4 jaar heeft de opdracht gekregen om een tekening in te kleuren. Hij moet even naar de wc en als hij terug komt gaat hij met zijn klasgenootjes praten.

Binnen welke cluster van executieve functies past dit gedrag?

A. Cluster 1

B. Cluster 2

C. Cluster 3

D Cluster 2 en 3

E. cluster 1,2 en 3

A

D. cluster 2 en 3 aandacht richten en vast houden en volhouden van aandacht/verwerkingssnelheid.

deze kinderen kunnen aandacht richten op een taak en deze afmaken zonder afgeleid te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat kan je doen als pedagoog om met cluster 2 & 3 aan de slag te gaan?

A

Meta communicatie toepassen.

  • bespreken van doel en wat er gedaan zal worden tijdens de les
    • in zetten van meerdere zintuigen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer ben je al pedagoog bezig met cluster 4 zelfsturing training?

A

Als een kind hun eigen emoties niet kunnen onderdrukken om een taak af te kunnen maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat voor advies kan je een ouder geven met jonge kinderen en adhd/odd?

A

Jonge kinderen: hebben niet voldoende vat op emoties, door het benoemen van emoties kan helpen om rust bij kinderen te creeren. Puber met adhd hebben een lage frustratiedrempel en inslaapproblemen dit zorgt dat zij vaker in conflict komen met omgeving omdat het reptielen brein vaker over neemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe word informatie opgeslagen in de hersenen?

A
  • de hersenen verwerkt niet alle prikkels die op ons af komen.
  • Aller eerst vindt een selectie plaats van de informatie die wel of niet binnen komt
  • Daarna komt de informatie eerst in de korte termijn geheugen.
  • Als de hersenen deze informatie belangrijk achten dan komt het in je werk geheugen
  • in het werkgeheugen word deze informatie gekoppeld aan oude informatie die je al in je lang termijn geheugen gehad.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe het de vaardigheid om een impuls te kunnen onderdrukken.

A

Responsinhibitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke vaardigheden leer je in cluster 6

A

Impulscontrole  Je gedrag stoppen waar je mee bezig bent  Nadenken voordat je handelt  Je niet laten afleiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer heeft een kind cognitieve flexibiliteit?

A

Als het kind het vermogen heeft om met veranderingen om te gaan en zich aan nieuwe omstandigheden kunnen aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Onderzoeker Adele Diamond (2007) heeft veel betekend in het onderzoek naar de executieve functies. Welk van onderstaande bevindingen deed zij niet?

a. Executieve functies zijn een betere voorspeller voor schoolsucces dan de CITO scores op rekenen en taal
b. De executieve functies ontwikkelen zich het snelst in de leefijd van 6-12 jaar
c. Kinderen in achterstandsgezinnen hebben over het algemeen minder goed ontwikkelde executieve functies

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vader Walid geeft zijn zoon de opdracht om eerst zijn jas aan de kapstok te hangen, dan zijn lunchtrommel in de vaatwasser te zetten en om daarna aan tafel te komen zitten. Op welke executieve functie doet vader een beroep? a. emotieregulatie b. responsinhibitie c. werkgeheugen

A

C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

in welk gebied van de hersenen zitten de executieve functies?

a. frontaalkwab
b. pariëtaalkwab
c. occipitaalkwab
d. temporaalkwab

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Soms lukt het kinderen nog niet zo goed om hun eigen gedrag goed aan te kunnen sturen. Welk van de onderstaande opvoed strategieën werkt het best om kinderen hierin te sturen?

a. het kind op een strafstoel plaatsen en na enkele minuten vragen of hij sorry wil zeggen.
b. uitleggen dat het ongewenste gedrag niet mag en hier alternatief gedrag voor aanbieden.
c. Kort en duidelijk ´nee´ zeggen, zodat het kind hier even van schrikt. Daarna komt het gedrag meestal niet meer voor.

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Op welke leeftijd groeit een kind het hartst?

A

0-2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

op welke leeftijd ervaren kinderen groeispurt?

A

12-14 jaar

24
Q

Op welke leeftijd gaan meisjes harder groeien dan jongens?

A

10-12 jaar

25
Q

wanneer groeien jongens het snelst?

A

14 jaar?

26
Q

Tot welke proces in het lichaam behoren de volgende kenmeren?

Onvrijwillige handeling zijn

Gestructureerd, Steeds voorkomen bij een bepaalde stimulus,

Aangeboren zijn

A

reflexen

27
Q

Benoem het reflex bij de onderstaande beschrijving. ‘Wordt geactiveerd Als de ondersteuning van de nek en het hoofd plotseling verdwijnen; de armen spreiden zich en lijkt zegt vervolgens ergens aan vast te klampen. ‘

A

Moro-reflex

28
Q

op welke leeftijd verdwijnen het zoekreflex

A

3 maanden

29
Q

op welke leeftijd verdwijnen het staprelex?

A

2 maanden

30
Q

Op welke leeftijd verdwijnen het zwemreflex?

A

4-6 maanden

31
Q

Op welke leeftijd verdwijnen het mororeflex?

A

6 maanden

32
Q

Wat is het babinski-reflex?

A

reactie op aanraking van de buitenkant van de voet .

33
Q

.Op welke leeftijd verdwijnen het babinski-reflex?

A

8-12 maanden

34
Q

Dynamische systeemtheorie op?

A

Het lichaam werkt samen in allerlei verschillende systemen. Deze systemen moeten allemaal op elkaar aansluiten en er klaar voor zijn om bepaalde dingen uit te voeren. Dynamische systeemtheorie Richt zich op de vraag: ‘’Hoe komt het dat je het ene wel kan; en het andere niet?’’.

35
Q

Op welke leeftijd zijn kinderen over het algemeen zindelijk ook ‘s nachts?

A

5 jaar

36
Q

Op welke leeftijd hebben kinderen sluitspieren onder controle?

A

12 maanden

37
Q

welke geslacht is over het algemeen experimenterender?

A

jongens

38
Q

Op welke leeftijd zijn de hersen van jongens en meisje volledig ontwikkeld?

A

meisjes: 23 jongens: 25

39
Q

Wat is het verschil tussen jongens en meisjes bij het nemen van beslissingen?

A

meisjes op basis van relatie Jongens op basis van rechtvaardigheid.

40
Q

welke verschillen op activiteitsniveau zijn te zien tussen jongen en meisjes?

A

jongens zijn actiever en agressiever meisjes hebben betere concentratie en fijne motoriek

41
Q

rond welke leeftijd nemen kinderen opvattingen over gender op?

A

tot de 5de jaar

42
Q

Welke theorie richt zich op hormonen en hersenverschillen?

A

Biologische theorie

43
Q

Waar richt de psychoanalytische theorie zich op?

A

Frued: onbewuste driften

44
Q

Welke theorie richt zich op observatie en imitatie?

A

Sociale-leertheorie

45
Q

Wat is het verschil in gedrag tussen jongens en meisjes in de puberteit?

A

 Jongens: sneller boos en geïrriteerd  Meisjes: boosheid en depressiviteit

46
Q

Wat is kenmerkend aan meisjes die vroeg rijpen?

A

Ongemakkelijk, angsten en depressief, populairder bij jongens

47
Q

Wat is kenmerkend aan jongens late rijping? die vroeg rijpen?

A

beter in sport, populairder, positiever zelfbeeld, … meer problemen op school

48
Q

Wat is kenmerkend aan jongens die vroege rijping?

A

minder aantrekkelijk, lager zelfbeeld, wel langer tijd om positieve eigenschappen te ontwikkelen

49
Q

Wat is kenmerkend aan meisjes die late rijpen?

A

tevreden met lichaam, positief zelfbeeld.

50
Q

Wat is het verschil tussen jongen en meisje bij het maken van studie keuze?

A

 Jongens: materieel overwegingen en sociale status  Meisjes: moeten hun interesse hebben (betere afwegingen studiekeuze)

51
Q

hoeveel percent van de mannen en vrouwen zijn homoseksueel

A

mannen 7% vrouwen 6

52
Q

Welk principe gaat uit dat groei een patroon vormt dat begint met hoofd en de bovenste lichaamsdelen en zich vervolges uitstrekt naar de rest van het lichaam?

A. Celafolucaude Principe

B. Procimodistaal Principe

C. Principe van hiërarchische integratie

D. Principe van de onafhankelijkheid van systemen

A

A. Celafolucaude Principe

53
Q

Welk Principe gaat uit dat de ontwikkeling zich vanuit het centrum van ons lichaam naar buiten toe voltrekt

A. Celafolucaude Principe

B. Principe van hiërarchische integratie

C. Procimodistaal Principe

D. Principe van de onafhankelijkheid van systemen

A

C. Proximodistaal principe= het principe dat de ontwikkeling zich vanuit het centrum van ons lichaam naar buiten toe voltrekt

54
Q

Welk principe gaat uit dat verschillende lichaamssystemen een verschillen groeitempo kennen?

A. Principe van de onafhankelijkheid van systemen

B. Principe van hiërarchische integratie

C. Procimodistaal Principe

D. Celafolucaude Principe

A

A. Principe van de onafhankelijkheid van systemen= het principe dat verschillende lichaamssystemen een verschillen groeitempo kennen

55
Q

Welk principe gaat uit dat eenvoudige vaardigheden zich doorgaans afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar ontwikkelen, en later geïntegreerd worden in complexere vaardigheden?

A. Principe van de onafhankelijkheid van systemen

B. Principe van hiërarchische integratie

C. Procimodistaal Principe

D. Celafolucaude Principe

A

B. Principe van hiërarchische integratie= het principe dat eenvoudige vaardigheden zich doorgaans afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar ontwikkelen, en later geïntegreerd worden in complexere vaardigheden

56
Q

Tot welke theorie behoort de volgende uitspraak?

Alles moet op elkaar aanlsuiten en alles moet er klaar voor zijn

A

Dynamische systeem theorie

57
Q

het proces waarbij kinderen proberen gelijk te zijn aan de ouder van dezelfde sekse en waarbij ze de attitudes en waarden van deze ouder overnemen?

A

Identificatie