HC 3 deel 1 Flashcards

1
Q

Nafron:

A

• Een vertakking van de nier systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Glomerulus:

A
  • Haarbloedvaatje van de niet

* Alles wordt naar buiten geperst behalve eiwit en witte bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Terug winnen van Na+ uit voor urine

A
  • Speciale kanaaltjes voor Na+ gaan open
  • Glucose lift ook mee met Na+
  • Het zorgt voor osmose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zoete urine

A

Bij mensen met diabetisch zit er 20 X meer suiker in de bloedbaan en het is voor de kanaaltjes niet mogelijk om alle suiker op te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Proximale tubulus contertus:

A
  • Voorste deel van de nefronbuis

* 80% deeltjes worden hier opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Henle-lis: > Nefron tak die naar beneden gaat

A

• Hier wordt veel water teruggebogen, omdat het in de nier buiten de buis heel zout is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Distale tubulus:

A

• Hier wordt natrium (zouten) terug gewone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aldosteron:

A
  • Hormon die zorgt voor het terugwinnen van de natrium ( zouten )
  • Weggooien van K+ in de urinebaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mineralocorticoïden: ( Aldosteron )

A
  • Wordt in zona glomerulosa geproduceerd

* Zona glomerulosa : houdt de natrium bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Als weinig natrium in de bloedbaan:

A

• Wordt opgemerkt door de bijnierschors en produceert Aldosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij tekort aan water:

A
  • Bij tekort aan water, wordt er water uit de neurohypofyse gehaald
  • Neurohypofyse laat ADH vrij in de bloed baan > komt in nier terecht
  • Activeert speciale kanaaltje in de nefron en neemt heel veel water op
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypovolemische shock

A

• een absoluut tekort aan circulerend volume, door ernstig bloedverlies of extreem vochtverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypertensieve retinopathie

A

• bilaterale retina-afwijkingen bestaande uit bloedingen, cotton wool spots, papiloedeem of een combinatie van deze afwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Juxtaglomerulair cpmplx: ( JG cellen )

A
  • Meet de afferente druk en past de diameter van de bloedvaten aan
  • Meet de druk en hoeveelheid deeltjes in distaletubulus
  • Bij hele lage afferente druk wordt renine geproduceerd door de JG cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Renine:

A
  • Zorgt voor vasseconstructie

* Zorgt er voor dat veel aldostreron in de bijnierschors en al het vocht uit urine opneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Niet werkende nier

A

Wordt onnodige renine geproduceerd

Hypotensieve crisis

17
Q

PH:

A
  • Arterieel bloed heeft normaal een pH van 7,4
  • De pH van veneus bloed is normaliter 7,35
  • Iemand heeft een acidose wanneer de arteriële pH lager is dan 7,4
  • Wanneer de pH hoger is dan 7,4 wordt dat alkalose genoemd
  • Iemand overlijdt wanneer de pH hoger wordt dan 8,0 of lager dan 6,8
18
Q

CO2+H2O

A

De pH stijgt en er ontstaat alkalose

19
Q

H+ +HCo3-

A

Reactie op alkalose