H9 Flashcards

1
Q

Wat is sociale facilitatie?

A

als er anderen aanwezig zijn krijgen we een gevoel van arousal (opwinding) en gaan we beter presteren bij een makkelijke taak en slechter bij een moeilijke taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom krijgen we het gevoel van arousal als er anderen meekijken?

A
  • gevoel beoordeeld te worden
  • mensen beoordelen je echt
  • evaluatieangst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het Ringelmann effect?

A

productiviteit van de groep neemt af als de groep groter wordt, hoe meer mensen er aanwezig zijn hoe minder goed ze hun best gaan doen

social loafing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het Ringelmann effect?

A

productiviteit van de groep neemt af als de groep groter wordt, hoe meer mensen er aanwezig zijn hoe minder goed ze hun best gaan doen

social loafing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg het begrip social loafing uit

A

Hoe groter de groep, hoe minder goed mensen hun best gaan doen.

Als mensen niet worden beoordeeld, doen ze het beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de-individuatie

A

Mensen verliezen zelfbewustzijn in groepen.
- verhoogt gehoorzaamheid naar groepsleider
- verhoogt conformiteit
- vermindert persoonlijk verantwoordelijkheidsgevoel

denk aan rellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn kransactieve capaciteiten?

A

Dit is alle kennis en geheugen van de leden van de groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt het begrip procesverlies in?

A

het vermogen om een goede beslissing te nemen wordt aangetast op het mment dat wij lid worden van een groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is pluralistische onwetendheid?

A

mensen denken dat iedereen een situatie op een bepaalde manier interpreteert terwijl dat in feite niet zo is
vb.denken dat je de enige bent en dus je mond houden terwijl anderen hetzelfde denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt groepspolarisatie in?

A

Als je als groep een klein beetje meer naar de keuze met meer risico neigt wordt je nog extremer in het nemen van risico’s als groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt groepspolarisatie in?

A

Als je als groep een klein beetje meer naar de keuze met meer risico neigt wordt je nog extremer in het nemen van risico’s als groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 2 soorten van invloed in een groep?

A
  1. informationele invloed=als groep geef je elkaar informatie om elkaar te overtuigen.
  2. normatieve invloed= we zijn meer overtuigd omdat we ons willen conformeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de definitie van het begrip ‘sociaal dilemma’?

A

situatie waarin er een conflict is in je eigen belang en het belang van de groep. je bent lid van de groep en als iedereen egoistisch is verliest de groep

vb. coronaregels klimaatverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de definitie van het begrip ‘sociaal dilemma’?

A

situatie waarin er een conflict is in je eigen belang en het belang van de groep. je bent lid van de groep en als iedereen egoistisch is verliest de groep

vb. coronaregels klimaatverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 5 fasen van groepsontwikkeling volgens Tuckman?

A
  1. vormfase= hierin wordt de groep gevormd, informatie over elkaar
  2. stormfase= gekenmerkt door opstand en irritaties aan elkaar
  3. normfase= conflicten opgelost
  4. prestatiefase= doelen bereiken
  5. afsluitfase= doel bereikt hebben, groep houdt op met bestaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 4 leiderschapsstijlen?

A
  1. transactionele= leider stelt kortetermijndoelen op, beloont bij bereiken
  2. transformationele= leider inspireert op nastreven gemeenschappelijke langetermijndoelen
  3. taakgerichte= leider richt zich op volbrengen taak
  4. persoonsgerichte= leider houdt zich bezig met relaties/gevoelens medewerker
    4a. autocratisch= leider zegt wat wanneer mensen iets moeten doen
    4b. democratisch= leider laat meer over aan volgelingen
15
Q

Wat is het discontinuity effect

A

conflicten tussen groepen zijn heftiger dan individuele conflicten

16
Q

Wat wordt er bedoeld met een integratieve oplossing?

A

oplossing waarbij beide partijen compromissen sluiten en inleveren op de voor hun meest onbelangrijke punten die voor de ander wel belangrijk zijn.