H7 Voortplanting en genetica Flashcards
ongeslachtelijke voortplanting
Een deel van het ouderorganisme laat los en groeit uit tot een nieuw individu.
geslachtelijke voortplanting
Twee haploïde cellen versmelten (ontstaan na meiose)
Stekken
Een deel van de ouderplant wordt zo behandeld dat er wortels en stengels met bladeren worden gevormd.
Celkweken
Cellen worden van een groeipunt of blad van elkaar losgemaakt met behulp van het enzym pectinase.
Regeneratie
Planten kunnen verwondingen en beschadigingen goed herstellen.
parthenogenese
In een onbevrucht ei begint zich een embryo te ontwikkelen, voor uitkomen dood.
zwellichamen
Sponsachtige structuren die volgepompt worden met bloed.
spermacellen
In testes gemaakt, opgeslagen in (buizen van) bijballen en voor een gering deel ook in de zaadleiders, vlak voor uitmonding van zaadblaasjes.
sterilisatie
zaadleiders afgebonden en deels verwijderd.
menopauze
productie ß-oestradiol bij vrouw stopt volledig, waardoor invloed van testosteron groter wordt.
gele lichaam
cellen die vanuit de wanden van het wondje, wat ontstaan is door openbarsten follikel, het wondje opvullen.
innesteling
embryo komt in baarmoeder (dag 21) en dringt binnen in wand baarmoeder.
weeën
Krachtige samentrekkingen van de baarmoederwand.
Persweeën
Zeer krachtige spiersamentrekkingen in combinatie met persen.
nageboorte
vruchtvliezen en deel van de placenta verwijderd en ‘geboren’.
genoom
Al het erfelijke materiaal dat gezamenlijk in de chromosomen van een organisme aanwezig is.
chromosoom
Een deel van het erfelijke materiaal (DNA) dat gewikkeld zit om bepaalde eiwitten (histonen).
DNA
macromolecuul dat erfelijke informatie bevat in vrijwel alle bekende organismen, inclusief virussen (met uitzondering van RNA-virussen).
gen
Een deel van een chromosoom waar een bepaalde eigenschap op ligt.
locus
De locatie van een gen op een chromosoom.
allel
De invulling van een gen, oftewel de variant van de eigenschap. Veelal zijn er twee mogelijkheden die worden aangegeven met een hoofdletter of een kleine letter.
homozygoot
Van een bepaald gen zijn twee dezelfde allelen aanwezig in het genotype.
heterozygoot
Van een bepaald gen zijn twee verschillende allelen aanwezig in het genotype.
haploïd
Een individu of cel met slechts één exemplaar van ieder chromosoom.