H5 Ethologie Flashcards

1
Q

Natuurlijke selectie

A

dat er vanzelf geselecteerd wordt op de best aangepaste individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fitness

A

voortplantingssucces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Externe prikkels

A

geuren, geluiden, smaken, beelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interne prikkels

A

motivatie of bereidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Blackbox

A

wat er gebeurt in de hersenen tussen de input en de output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Input

A

waargenomen prikkel uit de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Output

A

als reactie van de prikkel wordt een bepaald gedrag uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gedragsketen

A

aantal gedragingen die in een bepaalde volgorde verlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gedragssysteem

A

alle handelingen met het eenzelfde gemeenschappelijke doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sleutelprikkel

A

genetisch geprogrammeerd om automatisch tot uiting te komen wanneer de juiste prikkel zich aandoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Supranormaleprikkel

A

Versterkte prikkel die een heftigere reactie teweegbrengt dan normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aangeboren gedrag

A

aangeboren gedrag en hoeft niet aangeleerd te worden na de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aangeleerd gedrag

A

gedrag dat niet aangeboren is, en dus niet genetisch vastgelegd ligt, dient op een of andere manier geleerd te worden tijdens het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gewenning / habituatie

A

afzwakking of verdoving van de reactie/respons uit bij herhaling van de prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Inprenting

A

gebeurt in de gevoelige periode en is onomkeerbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Imitatie

A

nadoen van gedrag

17
Q

Mimicry

A

een dier bootst qua uiterlijk een ander organisme na

18
Q

Trail and error

A

het dier leert proefondervindelijk hoe het doel bereikt kan worden

19
Q

Klassieke conditionering

A

het leggen van een verband tussen een bepaalde niet toedoende externe prikkel en de daaropvolgende

20
Q

Operante conditionering

A

het leggen van het verband tussen een eigen handeling en de daaropvolgende beloning

21
Q

Inzicht

A

dat wil zeggen dat een nieuw gedrag in een nieuwe situatie wordt vertoond waarbij gebruik wordt gemaakt van ervaringen uit het verleden

22
Q

Balts

A

gedrag dat leidt tot paarvorming en/of paring

23
Q

Territoria

A

afgebakend terrein waarin alleen dat ene individu, dat ene paartje of die ene groep mag komen

24
Q

Conflictgedrag

A

conflict tussen twee of meer gedragssystemen

25
Ambivalent gedrag
dier in twee strijd tussen benaderen en vluchten en beide hebben een even grote motivatie
26
Overspronggedrag
het overspringen naar een totaal ander gedragssysteem
27
Omgericht gedrag
een dier kan in tweestrijd ervoor kiezen om zijn conflict af te reageren op een individu die er niks mee te maken heeft of op een voorwerp