H7 Verbanden 4KGT Flashcards

1
Q

Wat is de standaardformule van een lineair verband?

Lineair verband: regelmaat, grafiek is rechte lijn.

A

y = ax + b

is de standaardformule bij een lineair verband

a: hellingsgetal, richtingsgetal, regelmaat
b: begingetal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een evenredig verband?

A

y = ax

Een evenredig verband is een lineair verband met als begingetal 0.

De tabel bij een evenredig verband is een verhoudingstabel.

De grafiek (rechte lijn) van een evenredig verband begint in de oorsprong (0, 0)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een omgekeerd evenredig verband?

A

De standaardformule bij een omgekeerd evenredig verband is

y = a : x

Omgekeerd evenredig wat hoe groter x is, hoe kleiner y wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet de grafiek bij een omgekeerd evenredig verband er uit?

A

Let op! Bij een omgekeerd evenredig verband raakt de grafiek de y-as en de x-as NOOIT!

(je kan namelijk niet delen door 0)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe herken je in een tabel een omgekeerd evenredig verband?

A

Bij een omgekeerd evenredig verband geldt x · y = a

dus [getal boven] · [getal onder] komt steeds op hetzelfde uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe herken je in een tabel een evenredig verband?

A

De tabel bij een evenredig verband is een verhoudingstabel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe stel je de formule op bij een tabel met een omgekeerd evenredig verband?

A

standaardformule omgekeerd evenredig verband is y = a : x

Om de formule op te stellen moet je a berekenen.

a = x · y

dus getal onder x getal boven = a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke van deze drie tabellen hoort bij een omgekeerd evenredig verband?

Leg uit waarom.

A

Optie 2 is een omgekeerd evenredig verband, want

getal onder x getal boven is telkens 100.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke van deze drie tabellen hoort bij een evenredig verband?

Leg uit waarom.

A

Optie 1 hoort bij een evenredig verband, want

dit is een verhoudingstabel en het begingetal is dus 0.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stel de formule op bij de tabel.

A

De tabel hoort bij een omgekeerd evenredig verband.

y = a : x

getal onder x getal boven = 100

dus

y = 100 : x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar zou je de evenwichtsstand tekenen?

A

De evenwichtsstand is een horizontale lijn midden tussen het laagste en het hoogste punt van de grafiek.

Dus een horizontale lijn midden tussen 3 en 8 in,

oftewel ter hoogte van 5,5 meter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe groot is de amplitude van deze grafiek?

A

De amplitude is het verschil tussen het hoogste punt van de grafiek en de evenwichtstand.

8 - 5,5 = 2,5 m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe groot is de periode van deze grafiek?

A

De periode is hoe lang het kleinste stukje dat zich steeds herhaalt duurt. Hoe lang duurt het voordat de golf weer opnieuw begint?

De periode is 10 minuten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bereken de frequentie per uur van deze grafiek.

A

De frequentie per uur is hoe vaak de periode zich herhaalt in een uur.

De periode is 10 minuten dus is de frequentie

60 : 10 = 6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bereken wat de hoogte is na 55 minuten.

A

De periode is 10 minuten, dus elke 10 minuten is het op dezelfde hoogte.

Dus de hoogte na 55 minuten is hetzelfde als de hoogte na 45, 35, 25, 15 en 5 minuten.

Na 5 minuten is de hoogte 3 m, dus na 55 minuten is de hoogte ook 3 meter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Er zijn twee opties voor het huren van een auto:

A: huurprijs in € = 75a + 25

B: huurprijs in € = 70a + 50

met a: aantal dagen

Stel de verschilformule op A - B

A

A: huurprijs in € = 75a + 25

B: huurprijs in € = 70a + 50

huurprijs in € = 5a - 25

17
Q

Er zijn twee opties voor het huren van een auto:

A: huurprijs in € = 75a + 25

B: huurprijs in € = 70a + 50

met a: aantal dagen

Welke vergelijking hoort bij het punt waarop beide opties even duur zijn?

A

A: huurprijs in € = 75a + 25

B: huurprijs in € = 70a + 50

De vergelijking bij het punt waarop beide opties even duur zijn is:

75a + 25 = 70a + 50

18
Q

Los de vergelijking op met de balansmethode.

75a + 25 = 70a + 50

A

a = 5

want

75 x 5 + 25 = 400

70 x 5 + 50 = 400

(bij 5 dagen huren zijn ze even duur)

19
Q

Wat is de standaardformule van een exponentieel verband?

exponentieel: het neemt per tijdseenheid met hetzelfde percentage toe of af

A

exponentieel verband:

aantal = begingetal x groeifactortijd

20
Q

De groeifactor bij een toename van 1,5% is…

A

De groeifactor bij een toename van 1,5% is

1,015

21
Q

De groeifactor bij een afname van 1,5% is…

A

De groeifactor bij een afname van 1,5% is

0,985

22
Q

Stel de formule op.

Je zet 1500 euro op een spaarrekening met 1,6% rente.

A

exponentieel verband

Je zet 1500 euro op een spaarrekening met 1,6% rente.

saldo in € = 1500 · 1,016t

met t: tijd in jaren

23
Q

Stel de formule op.

Je zet 500 euro op een bankrekening en stort er elke week 5 euro bij.

A

lineair verband

Je zet 500 euro op een bankrekening en stort er elke week 5 euro bij.

saldo in € = 500 + 5t

met t: tijd in weken

24
Q

Stel de formule op.

Je koopt een auto voor 36.000 euro.

De waarde van de auto daalt per jaar met 15%.

A

exponentieel verband

Je koopt een auto voor 36.000 euro.

De waarde van de auto daalt per jaar met 15%.

waarde in € = 36 000 · 0,85t

met t: tijd in jaren

25
Q

Stel de formule op.

Een zwembad met 7500 liter water loopt leeg. Per minuut loopt er 250 liter water uit het zwembad.

A

lineair verband

Een zwembad met 7500 liter water loopt leeg. Per minuut loopt er 250 liter water uit het zwembad.

inhoud in liter = 7500 - 250t

met t: tijd in minuten

26
Q

Hoe onderzoek je of twee formules gelijkwaardige formules zijn?

aantal = (tijd + 4) : 2

tijd = -4 + aantal x 2

A

aantal = (tijd + 4) : 2

tijd = -4 + aantal x 2

als tijd = 0 dan aantal = (0 + 4) : 2 = 2

als aantal = 2 dan tijd = -4 + 2 x 2 = 0

als tijd = 1 dan aantal = (1 + 4) : 2 = 2,5

als aantal = 2,5 dan tijd = -4 + 2 x 2,5 = 1

Klopt allebei dus de formules zijn gelijkwaardig.

27
Q

Hoe teken je een somgrafiek?

A

De groene lijn is de somgrafiek van de paarse en rode lijn.

Voor elk jaar is het aantal van paars en van rood bij elkaar opgeteld en dat is een punt op de groene lijn.

som = optellen

28
Q

Bereken x2 als x = 5.

A

5 ∗ 5 = 25