H6 Vlakke Meetkunde 4KGT Flashcards

1
Q

omtrek is…

A

Omtrek is de totale lengte van de rand om een figuur heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oppervlakte is…

A

Oppervlakte is de grootte van het vlak op een figuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De 3 hoeken van een driehoek zijn samen altijd…

A

180o

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De 4 hoeken van een vierhoek zijn samen altijd…

A

360o

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vind je het midden van een rechthoek?

A

Het midden van een rechthoek ligt op het snijpunt van de diagonalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoogtelijn in een driehoek

A

De hoogtelijn van een driehoek staat LOODRECHT op de BASIS en gaat door de tegenoverliggende hoek.

oppervlakte driehoek = basis x hoogte : 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gelijkbenige driehoek

A

Een gelijkbenige driehoek heeft twee even lange zijden.

Een gelijkbenige driehoek is lijnsymmetrisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

oppervlakte

rechthoek

A

oppervlakte rechthoek = lengte x breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oppervlakte

cirkel

A

oppervlakte cirkel = π x straal x straal

oppervlakte cirkel = π x straal2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

omtrek

cirkel

A

omtrek cirkel = π x diameter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

1 m = … cm

A

1 m = 100 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

1 dm = … cm

A

1 dm = 10 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

1 cm = … mm

A

1 cm = 10 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

1 km = … m

A

1 km = 1000 m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

1 m2 = … cm2

A

1 m2 = 10 000 cm2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

1 dm2 = … cm2

A

1 dm2 = 100 cm2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

1 ha = … m2

A

1 ha = 10 000 m2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

oppervlakte

driehoek

A

oppervlakte driehoek = basis x hoogte : 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe bereken je hoek A?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gelijkzijdige driehoek

A

Een gelijkzijdige driehoek heeft drie even lange zijden.

De hoeken van een gelijkzijdige driehoek zijn allemaal 60o.

Een gelijkzijdige driehoek is draaisymmetrisch over 120o.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

oppervlakte berekenen door inlijsten

A
  1. teken een rechthoek om het figuur
  2. bereken de oppervlakte van de rechthoek
  3. bereken de oppervlakte van de rechthoekige driehoeken
  4. oppervlakte figuur = opp rechthoek - opp driehoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

oppervlakte

rechthoekige driehoek

A

De oppervlakte van een rechthoekige driehoek is de helft van de oppervlakte van de rechthoek eromheen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

oppervlakte stomphoekige driehoek

A

Bij een stomphoekige driehoek kan je niet vanaf de basis loodrecht omhoog naar de top.

Je tekent een hulplijn om de hoogtelijn te kunnen tekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

straal en diameter

van een cirkel

A

straal = diameter : 2

diameter = straal x 2

25
Q

De stelling van Pythagoras luidt:

A

Stelling van Pythagoras:

in een rechthoekige driehoek

rechthoekszijde2 + rechthoekszijde2 = schuine zijde2

26
Q

hellingspercentage = …

A

hellingspercentage = tan (hellingsgetal) x 100

27
Q

Bereken PR

A

Twee zijden bekend, derde zijde gevraagd dus

Stelling van Pythagoras

28
Q

vergrotingsfactor = …

A

vergrotingsfactor = lengte beeld : lengte origineel

29
Q

vergrotingsfactor oppervlakte = …

A

vergrotingsfactor oppervlakte =

(vergrotingsfactor lengte)2

30
Q

Bereken hoek A

A

Twee zijden bekend en een hoek gevraagd,

dus SOS CAS TOA

31
Q

oppervlakte cirkelsector ABC?

A
  1. bepaal de straal
  2. bereken oppervlakte hele cirkel
  3. bereken welk deel van de cirkel het is
  4. deel x opp cirkel = opp cirkelsector
32
Q

Bereken BC

A

Zijde gevraagd, zijde en hoek bekend,

dus SOS CAS TOA

33
Q

Bereken AB

A

Zijde gevraagd, hoek en zijde bekend,

dus SOS CAS TOA

34
Q

Bereken BC

A

Zijde gevraagd, twee zijden bekend,

dus Stelling van Pythagoras

35
Q

SOS CAS TOA

is een ezelsbruggetje voor…

A
36
Q

Een koers van 180o

gaat richting…

A

Een koers van 180o

gaat richting het zuiden

37
Q

Een koers van 0o

gaat richting…

A

Een koers van 0o

gaat richting het noorden

38
Q

Welke vierhoek…

  • is lijnsymmetrisch
  • heeft twee paar even lange zijden
  • heeft diagonalen die loodrecht op elkaar staan
A

vlieger

39
Q

Welke vierhoek…

  • is draaisymmetrisch
  • heeft twee paar evenwijdige zijden
  • heeft twee paar even lange zijden
  • heeft geen rechte hoeken
A

parallellogram

40
Q

Welke vierhoek…

  • is lijnsymmetrisch
  • heeft vier even lange zijden
  • heeft twee paar evenwijdige zijden
  • heeft vier rechte hoeken
A

vierkant

41
Q

Welke vierhoek…

  • is lijnsymmetrisch
  • heeft vier even lange zijden
  • heeft twee paar evenwijdige zijden
  • heeft diagonalen die loodrecht op elkaar staan
  • heeft geen rechte hoeken
A

ruit

42
Q

Welke hoeken zijn gelijk?

A
43
Q

evenwijdige lijnen…

A

evenwijdige lijnen snijden elkaar nooit

44
Q

Welke hoek is gelijk aan hoek 6?

A

hoek 6 = hoek 3

want het zijn overstaande hoeken

45
Q

Bereken hoek 6

A

hoek 6:

90 - 35 = 55o

46
Q

tangens betekent…

A

tangens betekent

hellingsgetal

47
Q

Bereken hoek P

A

PQRS is een vlieger

dus lijnsymmetrisch

48
Q

Bereken de hoek met het vraagteken.

A

parallellogram

Z-hoeken

draaisymmetrie

49
Q

Bereken hoek N

A

KLMN is een ruit

50
Q

SOS CAS of TOA?

A

sinus

51
Q

SOS CAS of TOA?

A

tangens

52
Q

Een rechthoekig tafelblad is 175 bij 300 cm.

Je gaat dit tafelblad tekenen op schaal 1 : 25.

Wat worden de afmetingen van je tekening?

A

De schaal is 1 : 25 dus alle maten worden 25 keer kleiner.

175 : 25 = 7

300 : 25 = 12

De tekening wordt 7 bij 12 cm

53
Q

SOS CAS of TOA?

A

cosinus

54
Q

Hoe bereken je de lengte van de lijn van de golven gemaakt van kwart cirkels?

A

4 keer een kwart cirkel, dus samen de omtrek van een hele cirkel

straal van de cirkel is 2 cm, dus de diameter is 4 cm

omtrek cirkel = π x 4 = 12,566… ≈ 12,57 cm

55
Q

lengte cirkelboog BC?

A
  1. bepaal de diameter
  2. bereken omtrek hele cirkel
  3. bereken welk deel van de cirkel het is
  4. deel x omtrek = lengte cirkelboog
56
Q

Om een cirkel met een diameter van 2 meter komt een rand van 45 cm.

Hoe bereken je de oppervlakte van de cirkel met rand?

A

diameter van cirkel met rand = 2 m + 45 cm + 45 cm = 2,90 m

straal is 2,90 : 2 = 1,45 m

oppervlakte: π x 1,452 = 6,605… ≈ 6,6 m2

57
Q

Om een rechthoek van 4 bij 6 m komt een rand.

Bij de lengtes is de rand 50 cm en bij de breedte is de rand 25 cm.

Hoe bereken je de oppervlakte van de rechthoek met rand?

A

lengte: 4 m + 50 cm + 50 cm = 5 m
breedte: 6 m + 25 cm + 25 cm = 6,5 m
oppervlakte: 5 x 6,5 = 32,5 m2

58
Q

Hoe bereken je de hoogte van driehoek KLM?

A
59
Q

Hoe bereken je lengte van PS?

A