H7 - Itemresponstheorie Flashcards

1
Q

Geef de modellen in volgorde van streng naar zwak (mate van restricties in antwoordgedrag.

A

Het rasch-model
Birnbaummodel
Mokken model dubbele monotonie
Mokken model monotone homogeniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rasch model

A

Geen pseudokansniveau, dus functie begint helemaal links onderin
Alleen moeilijkheidsparameter delta

Metingen zijn populatieonsfhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Populatie onafhankelijkheid

A

Theta-waarden zijn onafhankelijk van de moeilijkheidsparameter delta van de items in de gebruikte tests

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Birnbaum model twee parameters

A

logistisch model met moeilijkheidsparameter delta en discriminatieparameter a, maar geen pseudokansniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Birbaum model drie parameters

A

Logistische functie met pseudokansniveau, moeilijkheidsparameter delta en discriminatieparameter a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mokken model dubbele monotonie

A

Geen logistische functie, mogen elkaar niet kruisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mokken model monotone homogeniteit

A

geen logistische functie, mogen elkaar wel kruisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voorwaarden voor itemrespons modellen

A

monotoon niet-dalend, dus stijgend of constant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de meting van zowel personen als items populatie-onafhankelijk

A

Rasch-model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de meting van personen populatieonafhankelijk

A

birnbaummodel en model met drie itemparameters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de ordening van personen populatie-onafhankelijk

A

monotone homogeniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de ordeningen van personen en items zijn populatie-onafhankelijk

A

dubbele monotonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

equivalering van itemkenmerken, zoals moeilijkheid en discriminerend vermogen

A

Het afbeelden van gecalibreerde items op een gemeenschappelijke schaal die afkomstig zijn uit verschillende tests die alle hetzelfde psychologische begrip meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gerealiseerde testinformatiefunctie

A

ligt net boven de doelinformatiefunctie, zodat je zo nauwkeurig mogelijk iemands niveau kunt meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vraagonzuiverheid

A

Als de test prestaties van personen uit verschillende populaties met elkaar worden vergeleken kan het verschil in betrouwbaarheid of validiteit zorgen voor bevoordeling of benadeling ten opzichte van de ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voordelen van item-responstheorie ten opzichte van klassieke testtheorie

A

Bij klassieke testtheorie zijn T en X afhankelijk van respondent en test en er wordt aangenomen dat de nauwkeurigheid voor iedereen gelijk is.

17
Q

Voordeel van klassieke testtheorie ten opzichte van item-responstheorie

A

Het is eenvoudiger

18
Q

Basisaannames IRT

A
  1. unidimensionaliteit
  2. lokale onafhankelijkheid
  3. monoticiteit
19
Q

Hoe zie je welk item de hoogste discriminatieparameter heeft?

A

Die IRF is het steilst

20
Q

Hoe zie je welk item het makkelijkste is?

A

De kans dat het item goed beantwoord is wordt rechts weergegeven, als bij een theta waarde een bepaalde IRF het hoogst ligt is dat item het makkelijkst voor die thetawaarde.

21
Q

Bij welk model geldt dat Yg is 0.5?

A

Bij 2PL model

22
Q

Hoe bereken je de moeilijkheidsparameter van item g? (rasch en 2PL model)

A

Kijk bij theta waarde van 0.5

23
Q

Hoe bereken je de moeilijkheidsparameter bij 3PL model

A

Kijk bij de theta-waarde waar de kans op item goed (1+Yg)/2 is.

24
Q

Economische utiliteit

A

houdt je meer geld over als je wel een test uitvoert, vs. niet?

25
Q

Idee van itemresponstheorie

A

Wat is de kans dat een
persoon met een bepaalde waarde op een
psychologische trek (bijv. intelligentie,
persoonlijkheid) een item goed beantwoordt of
een positief antwoord geeft?

26
Q

Wat is lokale onafhankelijkheid

A

Het antwoord op het ene item wordt niet beïnvloed door het antwoord op het andere item

27
Q

Wat is unidimensionaliteit?

A

Alle items in de test meten dezelfde latente trek

28
Q

Wat is equivalering?

A

Het afbeelden van gecalibreerde items van verschillende tests die hetzelfde psychologische begrip meten op een gemeenschappelijke schaal

29
Q

Wat is range restriction?

A

Alleen personen met een hoge score op de voorspeller worden aangenomen, hierdoor zijn alleen criteriumgegevens Y beschikbaar voor de hoogst scorende kandidaten

30
Q

Testen heeft weinig nut als?

A

de base rate heel hoog of laag is

als de selectieratio hoog is