H7 Flashcards

1
Q

SMARTI

A

sturen op basis van metingen
Specifiek
Meetbaar
Acceptabel
Realistisch
Tijdsgebonden
Inspirerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

in control

A

sturen op basis van informatie, dat je je eigen organisatie goed bestuurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

informatiebehoefte

A

je informatiebehoefte hangt samen met het hiërarchische niveau waarop je functioneert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

doel van een FM-er

A
  • tevreden klanten
  • hoog service niveau
  • binnen het kostenbudget
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 categorieën klanten hebben die elk een eigen vorm van tevredenheid

A
  1. bepalende klant
  2. betalende klant
  3. genietende klant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoofddashboardmeters, noem 4

A
  1. klanttevredenheid
  2. serviceniveau
  3. kosten
  4. duurzaamheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Facility-managementinformatiesysteem (FMIS)

A

een softwareoplossing die gebruikt wordt om werkprocessen en managementprocessen te ondersteunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klanttevredenheidsonderzoek (KTO)

A

een belangrijk instrument om informatie te verzamelen over de mate waarin de dienst aansluit op de behoeften en verwachtingen van de klant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

experience sampling

A

met real time feedbackmethoden iemands beleving op het moment zelf meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Employee NPS

A

organisaties gebruiken de NPS ook om te meter of medewerkers de organisatie aanbevelen als werkgever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Net Promotor Score (NPS)

A

een manier om de reputatie van facilitaire organisaties te meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rubricering

A

indelen of categoriseren van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 categorieën NPS

A
  1. detractors: 0-6 ontevreden
  2. passives: 7-8 tevreden
  3. promotors: 9-10
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

service level agreements (SLA)

A

geeft een objectief beeld van het voorzieningsniveau, uitgedrukt in assortiment, gebruikersintensiteit, responsetijd en materiaalgebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mismatch

A

er is sprake van een onnodig hoof of juist te laag serviceniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

commodity

A

een rechttoe rechtaan product, dienst of artikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

leverancierspresentatiebeoordeling

A

een instrument om de naleving van contacten te monitoren

10
Q

kostensoorten

A

kapitaalkosten, verbeterkosten, afschrijvingen, materiaalkosten, personeelskosten, bedrijfskosten, opbrengsten, belasting

11
Q

benchmarken

A

het vergelijken van producten, diensten en werkwijzen intern of extern, gericht op het verbeteren van efficiëntie en het verhogen van de concurrentiekracht en het optimaliseren van processen

12
Q

vaste kosten

A

kosten daarvan tegen een vaste prijs zijn gecontracteerd

13
Q

variable kosten

A

afhankelijk van tijdsbesteding

14
Q

werkelijke kosten

A

gevormd door wat werkelijk wordt uigegeven

15
Q

vaste activa

A

bezittingen die langer mee dan 1 jaar of 1 productieproces gaan

16
Q

vlottende activa

A

De bezittingen die je niet hoeft af te schrijven laat je normaal

17
Q

total cost of ownership (TCO)

A

gedurende de gehele levensduur

18
Q

vastgoedkosten

A

vormen het grootste aandeel van de totale facilitaire kosten

19
Q

corporate sustainable reporting directive (CSRD)

A

verplicht alle europese bedrijven om te rapporteren op milieukwesties, sociale verantwoordelijkheid en goede ondernemingsbestuur.

19
Q

performancemanagement

A

het sturen van de organisatie door het systematisch vaststellen van een missie, strategie en doelstellingen van de organisatie, deze gestructureerd vertalen naar alle onderdelen van de organisatie en meetbaar maken met behulp van KSF en presatiefactoren

19
Q

balanced scorecard (BSC)

A

een besturingsmodel waarbij de prestaties van een organisatie vanuit meerdere perspectieven worden beoordeeld

19
Q

key preformance indicators (KPI’s)

A

meetbare variablen voor de prestaties van een organisatie of een specifiek proces en zijn afgeleid van de KSF

19
Q

externe benchmarking

A

vergelijk je de eigen prestaties met best practices in de markt met als doel om van elkaar te leren

20
Q

business model canvas (BMS)

A

hulpmiddel om het bedrijfsmodel van een organisatie in kaart te brengen

21
Q

integrale kwaliteitszorg

A

total quality management (TQM) is de bedrijfsfilosofie dat alles wat een organisatie doet, erop gericht moet zijn om alle belanghebbenden op een zo efficiënt mogelijke manier tevreden te stellen

21
Q

prestatie-indicatoren (PI’s)

A

specifieke metingen of statistieken die je gebruikt om de prestaties op lager niveau te volgen

21
Q

interne benchmarking

A

vergelijk je bedrijfsonderdelen of afdelingen met elkaar

22
Q

facilitaire kosten

A

alle kosten die worden gemaakt van de randvoorwaarden te creëren waarbinnen de organisatie met haar medewerkers de missie van het bedrijf kan verwezenlijken

22
Q

expliotatieresultaat

A

verschil tussen de kostprijs en de verkoopprijs

23
Q

gedwongen winkelnering

A

interne klanten van wie je verplicht af moet nemen

23
Q

kaasschaafmethode

A

afdelingen moeten een % van hun bedrijf inleveren

23
Q

budgettering

A

is een middel om de kosten te beheersen