H6 een netwerk is geen groep Flashcards
Sociaal netwerk
= een geheel van posities en relaties met een bepaalde mate van (onbewuste) organisatie
netwerk: bestaat uit relaties tussen verschillende posities
3 soorten netwerken
- Dyade: netwerk tussen 2 pers vb koppel
- triade: driehoeksverhouding
- persoonlijk of ego-netwerk
- -> drie zones- actuele relaties: ego interacteert rechtstreeks
- potentiele via: pers via 1e zone bereiken
- via via
- ->potentiele vs actuele relaties
potentiele: kan in cc komen
actuele: gaat er effectief mee om
sociaal kapitaal -Putnam
vertrouwen: vergemakkelijkt het aangaan en onderhouden van relaties
kenmerken van netwerken
morfologie 4 pnt
Morfologie = structuur: aard van de interacties en hun samenstelling
- omvang/grootte:
groter NW heeft meer actoren –> groter hulppotentieel - dichtheid:
verhouding tss aantal theorethische en actuele relaties
in een netwerk
( max dichtheid ) = alle individuen hebben rechtstreeks cc
met elkaar
3.diversiteit :
een groter diversiteit kan een groter verscheidenheid aan
goederen aanbieden
- centraliteit:
relaties in een NW zijn gestructureerd rond meer dan 1
centrale factoren (gate-keepers) –> die actoren kunnen
de toegang tot sociale goederen verhinderen/
vermakkelijken.
kenmerken van netwerken
aard van interacties
- sterke band
geen betrekking op structuur maar verloop van de
reacties, frequentie, emotionele draagwijdgt
VS
zwakke band:
instrumentele aard, buiten eigen VW - Homofilie:
je zoekt het vaakst contact met mensen die op je lijken - verwantschap:
familiale karakter –> bloedbanden
groepen
KM
- verschillende netwerken
–> bovenindividuele/ collectieve dimensen
–> groepsbewustzijn = groepen hebben bepaalde
doelstellingen
officiele VS feitelijke doelstellingen
officiele: vb statuut bereiken
feitelijke: vb
typologie van groepen
= interactie en communicatie VS gemeenschappelijke waarden en normen
Sociale categorie
vb
= geen volwaardige groep, louter aggregaten
(aggregaten= verzamelnaam voor soc. eenheden met een bepaald gemeenschappelijk KM)
vb. leeftijdsgenoten
attributionele variabelen
vb
= eigenschappen die worden toegekend aan individuen
vb. geloof, geslacht, onderwijniveau
betekenisvolle sociale realiteiten
vb
vb leeftijdscategorie. -18–> mbt minderjarigen
Quasi-groups (Grinsberg)
= groepen in hun begin stadium
leden hebben bepaalde karakteristieken en gedragspatronen gemeenschappelijk
HET SAMENZIJN
= onstaat wnr mensen in elkaars nabijheid vertroeven
–> enkel met elkaar verbonden door de situatie die hen samnebrengt
vb.ramptoeristen
samenwerken VS in elkaars nabijheid werken
wie imput-output relaties onderhoudt, maakt samen keuzes en doet zo aan zingeving
PRIMAIRE GROEP (Cooley)
= kleine groep met een zekere duurzaamheid, waarvan de leden regelmatig, veelvuldig en intensief interageren en communiceren
4 VW Primaire groep
- aantal leden
- frequentie van interacties
- gemeenschappelijke waarden
- functies van de primaire groep: onszelf zijn
interne conflicten
het ventileren van vijandige gevoelens kan de groep versteken
COLLECTIVITEIT
vb.
= grote groepen waarvan de leden onmogelijk met alle medeleden direct en regelmatig cc kunnen hebben
er bestaat een zekere samnehorigheid op basis van gemeenschappelijke waarden of belangen zonder direct en regelmatig cc
vb kerkgenootschap, unief
maatschappelijk middenveld: société civile
samenleven leer je door samen verenigingen op te zetten, met elkaar te praten en eljaar beter te leren kennen
sociale bewegingen
een aantal organisaties en lossie actoren omtrent een maatschappelijk thema
–> meest dynamische onderdeel van civil society
vb. GAIA dierenwelzijnsbeweging, vrouwenrechten
de massa
vb
aanzienelijk aantal mensen die zich enkel bij bepaalde gelegenheden op een bepaalde plaats bevinden, maar niet groepsmatig verbonden
vb plein, station
REFERENTIEGROEPEN
= groepen waarvan ze hun waarden of gedrag refereren
- vergelijkende referentiegroepen: de groep heeft enkel een voorbeeldfunctie
vb
RELATIEVE DEPRIVATIE BASIS:
= te kort gedaan voelen i vgl met anderen
- de mate van relatieve deprivatie:
wordt bepaald door de grootte van de kloof met de referentie groep, de omvang van de groep en de intensiteit van de gevoelens
vb kastenstructuur in India
- geen strikte scheidingslijn met normatieve referentiegroepen
- -> de waarden van andere groepen zijn niet uitdrukkelijk betrokken
(bij normatieve groepen wel)
- NORMATIEVE REFERENTIEGROEPEN
= gebruiken andere groepen écht als model. Willen hen imiteren
anticiperende socialisatie
= socialisatie die niet gebeurd zodra we lid zijn van een groep
vb persoon doe zodanig graag bij een groep wil behoren, vertoont al de KM van de groep
gevolgen van normatieve referentiegroepsgedrag
-voor de oorspronkelijke lidsmaaschapsgroep:
dissociate
-voor het samenlevingsverband:
cohesie gaat achteruit
- GROEPEN TUSSEN CONFLICT EN SOLIDARITEIT
2 soorten conflicten
- Binnengroepsconflict:
2. Tussengroepsconflict
binnengroepsconflict
= speelt zich af tussen de leden van eenzelfde groep. Kan voortbestaan in gevaar brengen of interne cohesie vergroten.
realistisch VS niet-realistisch conflict
realistisch: kan worden opgelost doorgroepsleden
niet realistisch: conflict waaruit je niet wegraakt, bevordert solidariteit ook niet
Tussengroepsconflict
vergroot de interne solidariteit van de groep door het scheppen van een externe vijand waartegen samen moet gestreden worden
besluit: een conflict tussen groepen creëert nieuwe allianties en associaties