H54. Biodiversity and communities Flashcards
Wat houdt een gemeenschapsstructuur in?
Een groep van populaties van verschillende soorten die dicht genoeg bij elkaar leven voor mogelijke wisselwerking.
Leg het verschil uit tussen interspecifieke en intraspecifieke interacties en noem bij beiden een voorbeeld.
Interspecifieke interacties zijn interacties tussen individuen van verschillende soorten (predatie). Intraspecifieke interacties zijn interacties tussen individuen van dezelfde soort (voortplanting).
Wat gebeurt er wanneer er competitieve exclusie optreedt?
Het uitsluiten van een soort door een andere soort als gevolg van onderlinge concurrentie om dezelfde bestaansmiddelen.
-> als twee soorten dezelfde ecologische vereisten hebben, d.w.z. dezelfde niche bezetten, kunnen ze niet duurzaam naast elkaar blijven voortbestaan.
Wat is een ecologische niche en wat is het verschil met een habitat?
De ecologische niche geeft de specifieke biotische en abiotische middelen die een organisme gebruikt/nodig heeft binnen zijn omgeving.
Een habitat omvat alle mogelijke plaatsen waar een bepaald organisme voorkomt. Op deze plekken voldoen zowel biotische als abiotische factoren aan de minimale levensvoorwaarden van betreffend organisme.
-> Habitat is dus een plaats waar een organisme kan overleven
-> Nice zijn de benodigde middelen die een organisme nodig heeft om te overleven
Wat houdt hulpbronverdeling in?
Hulpbronverdeling is het verschil in niches waardoor vergelijkbare soorten samen kunnen leven in een gemeenschap.
Wat is het verschil tussen een fundamentele en een gerealiseerde niche?
De fundamentele niche geeft de niche aan die potentieel door een soort bezet zou kunnen worden.
De gerealiseerde niche geeft het deel van de fundamentele niche aan dat daadwerkelijke door een soort bezet wordt.
Deze twee verschillen van elkaar door competitie
Hoe kun je kenmerkverdringing koppelen aan sympatrische en allopatrische soortvorming?
Kenmerkverdringing is de neiging van kenmerken om meer afwijkend te zijn bij sympatrische populaties (geografisch overlappend) van twee vergelijkbare soorten dan bij allopatrische populaties (geografisch gescheiden) van dezelfde twee soorten.
allopatrische populaties van een vergelijkbare soort hoeven geen competitie te vertonen en kunnen dus dezelfde bronnen gebruiken. Terwijl sympatische populaties van vergelijkbare soorten wel competitie moeten aangaan en daardoor andere bronnen gaan gebruiken en zich lichamelijk aanpassen.
Wat is symbiose?
het langdurig samenleven van twee of meer organismen van verschillende soorten, waarbij de samenleving voor ten minste een van de organismen gunstig, of zelfs noodzakelijk is.
Welke vormen van exploitatie zijn er?
- predatie (+/-)
- Herbivoor (+/-)
- parasitisme (+/-)
Welke vormen van defensieve adapties kunnen bij dieren voorkomen?
- Mechanische defensie (stekelvarken)
- Chemische defensie (stinkdier, octopus)
- Aposematische kleuring (waarschuwingskleuren)
- Cryptische kleuring (camouflage)
- Mimicry van Bates (een ongevaarlijke soort bootst een gevaarlijke soort na)
- Mimicry van Müller (twee onsmakelijke soorten bootsen elkaar na)
Wat is het verschil tussen endoparasitisme en ectoparasitisme? Van beide een voorbeeld
Bij endoparasitisme bevindt de parasiet zich in het lichaam van de gastheer, bijvoorbeeld een lintworm bij een hond.
Bij ectoparasitisme voedt een parasiet zich op het externe oppervlak van de gastheer, zoals een teek bij mensen.
Wat is het verschil tussen commensalisme en mutualisme?
Bij mutualisme hebben beide individuen voordeel bij de interspecifieke interactie (+/+).
Bij commensalsime heeft een individu voordeel bij de interspecifieke interactie terwijl de ander er geen voordeel en geen nadeel bij heeft (+/0).
Wat houdt de soortendiversiteit in en uit welke 2 componenten bestaat dit?
Soortendiversiteit van een gemeenschap is de verscheidenheid van verschillende soorten organismen die samen de gemeenschap vormen.
Dit bestaat uit twee componenten:
-soortenrijkdom: het aantal verschillende soorten in de gemeenschap
-relatieve aanwezigheid: Het aandeel dat elke soort heeft in het totale aantal individuen in de gemeenschap
Shannon diversiteits-index
H = - (pA ln pA + pB ln pB + pC ln pC + …enz….)
H: Shannon diversiteits-index
A, B, C…: soorten in de gemeenschap
p: relatieve aanwezigheid van de soort
ln: natuurlijk logaritme
Hoe hoger H hoe groter de diversiteit van de gemeenschap.
Wat is biomassa?
Het totale gewicht van alle organismen in een habitat