H53 populations and life history traits Flashcards

1
Q

Wat is een populatie?

A

Een groep individuen van een soort, die in hetzelfde gebied wonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat markeert de grens van een populatie?

A

De grens van een populatie kan natuurlijk zijn (eiland of meer) of worden willekeurig door een onderzoeker bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt populatie dichtheid in?

A

Populatiedichtheid is het aantal individuen per eenheidsgebied of volume (Het aantal eikenbomen per km² in Leeuwarden of het aantal E.coli bacteriën per millimeter in een reageerbuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil met de verspreiding van een populatie en de populatiegrootte?

A

Verspreiding is het patroon van afstand tussen individuen binnen de grenzen van een populatie. Populatiegrootte is het aantal individuen binnen een populatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de markeer en terugvangmethode en welke eisen zitten hier aan?

A

Methode om populatiegrootte te bepalen
→ Voldoende samples
→ gemarkeerd en niet gemarkeerd hebben gelijke kans om te worden gevangen
→ gemarkeerde individuen zijn volledig in populatie gemixed
→ Geen individuen geboren, gestorven, geëmigreerd, geimigreerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt de markeer en terugvangmehode?

A
Onderzoekers vangen (niet altijd nodig) en markeren en willekeurig aantal individuen uit een populatie. Nadat de gamarkeerde individuen terug in de populatie zijn vermengd, wordt er een volgende groepindividuen genomen en wordt er gekeken hoeveel van deze tweede groep gemarkeerd zijn. 
Het aantal gemarkeerde individuen uit de tweede groep, gedeeld door het totale aantal van de tweede groep, zou gelijk moeten zijn aan het aantal gemarkeerde individuen van de eerste groep gedeeld door de geschatte populatiegrootte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Welk effect heet emigratie nog meer (behalve op de afname van de populatiegrootte/dichtheid)?
A

Emigratie (en immigratie) zorgt voor biologische uitwisseling tussen populaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de drie patronen van verspreiding?

A
  • clumped
  • uniform
  • Random
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is territorialiteit? Wat heeft dit met (verschillende typen) verspreiding te maken?

A

Territorialiteit is het verdedigen van een fysiek gebied tegen indringen door andere individuen. Dit resulteert vaak in een uniform verspreidingspatroon, doordat individuen een negatieve invloed op elkaar hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is demografie? Op welke factoren wordt hierbij gelet?

A

Demografie is de studie van kwantitatieve aspecten van een populatie en hoe die met de tijd veranderen. Het gaat hierbij om factoren zoals geboorte, sterven en migratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom zou het voor ecologen belangrijk zijn om:

a) de organismen in cohorten onder te verdelen?
b) de deathrate (sterftecijfer) te bepalen?
c) Bij te houden hoeveel offspring (nageslacht) er per vrouwtje is?

A

a) Een cohort omvat individuen van dezelfde leeftijd, dus dit neemt deze variabele weg.
B) het sterftecijfer geeft aan hoeveel individuen in het desbetreffende tijdsintervallen zijn gestorven, dit is nodig om de groei en overleving van een populatie te kunnen bepalen.
C) de hoeveelheid nageslacht per vrouwtje geeft de groei van een populatie aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een ecologische gedachte: ‘je hebt je biologische taak volbracht als je als vrouw minimaal één dochter krijgt’. Waarom is dit (ecologisch en evolutionair gezien) van belang?

A

Als een vrouw een dochter voortbrengt kan deze weer nieuw nageslacht voortbrengen. Ecologisch en evolutionair gezien zorgt dit voor het voortbestaan van een populatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Een overlevingscurve brengt de levende individuen binnen een cohort in kaart. Wat staat er op de x-as en y-as? (oftewel: wat is de onafhankelijke en afhankelijke variabele?).
A

Op de x-as staat de leeftijd (onafhankelijk) en op de y-as staat het aantal levende individuen (afhankelijk).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 3 basis modellen van overleving?

A

I → laag sterftecijfer tijdens jeugd en middelbare leeftijd, hogere sterfte bij ouderen.
II → Constant sterfte cijfer tijdens het leven
III → Hoog sterftecijfer bij lage leeftijd, wordt daarna vlak doordat sterftecijfer afneemt voor de paar individuen die de eerste periode overleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen het exponentiële en logistische groeimodel?

A

Bij het exponentiële groeimodel wordt ervanuit gegaan dat (voedings)middelen overvloedig blijven → r blijft constant.
Bij het logistische groeimodel wordt er rekening gehouden met het maximale aantal individuen dat een leefgebied kan bezetten → r neemt af als N toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de levensgeschiedenis van een organisme (in ecologische zin)?

A

De levensgeschiedenis van een organisme zijn de eigenschappen die een organisme zijn voortplantingsschema en overleving beïnvloeden.

17
Q

Noem de drie componenten van de levensgeschiedenis van een organisme.

A
  • Wanneer voortplanting begint (leeftijd van eerste reproductie)
  • Hoe vaak een organisme zich voortplant (semelpariteit of iteropariteit)
  • Hoeveel nakomelingen er worden geproduceerd per keer.
18
Q

Wat is het verschil tussen semelpariteit en iteropariteit?

A

Een semelpare soort (van het Latijnse semel, enkel) plant zich slechts eenmaal in het leven voort, een iteropaar (van het Latijnse iterum, herhaald) plant zich vaker voort.

19
Q

Wat is K-selectie en r-selectie?

A

K-selectie → selectie voor eigenschappen die voordelig zijn bij een hoge populatie dichtheid
r-selectie → selectie voor eigenschappen die voortplantingsucces maximaliseren bijeen lage populatie dichtheid.

20
Q

Wat zijn 6 dichtheidsafhankelijke factoren?

A
  • Competitie voor (voedings) middelen
  • Ziekten
  • Predatie
  • Territorialiteit
  • Intrinsieke factoren
  • Giftige afvalstoffen
21
Q

Wat is populatiedynamica?

A

Het schommelen van populatie grootte van jaar tot jaar of plaats tot plaats.

22
Q

Wat is een metapopulatie?

A

Een metapopulatie is een groep ruimtelijk gescheiden populaties van een organisme, die een bepaalde interactie vertonen.

23
Q

Wat is demografische transitie?

A

Een demografische transitie of demografische revolutie is de overgang van een hoog sterfte- en geboortecijfer naar een laag sterfte- en geboortecijfer binnen een bepaalde bevolkingsgroep.

24
Q

Wat is de leeftijdsstructuur?

A

De leeftijdsstructuur geeft het aantal individuen per leeftijd binnen een populatie aan.

25
Q

Wat is de ecologische voetafdruk?

A

De ecologische voetafdruk is een concept dat weergeeft hoeveel vruchtbare land- en wateroppervlakte iemand (of een hele gemeenschap of heel de wereld) nodig heeft om de goederen die nodig zijn om te voorzien in levensonderhoud te produceren en het afval dat er bij hoort te verwerken.